Wat was de positie van de oorkonde van 1250 in het
geheel van oorkonden door de abt Lubbert II uitge
vaardigd tijdens zijn abtiaat? Nam deze oorkonde een
aparte plaats in, ook in de optiek van de abdij? Waar
schijnlijk niet als het gaat om het regelen van de zaken
waarmee de abdij als instituut te maken had, daaraan
kleefden nu eenmaal veel wereldse aspecten. De be
zittingen moesten worden beheerd. Waarom hield de
abdij zo lang - men zou bijna denken tegen beter we
ten in - vast aan het bezit van de villa scagha? Waren
er andere dan strikt zakelijke redenen? De oorkonde is
er een van een kleine reeks die allen te maken hebben
met de bouw van de Schagerdam. Tegelijk maakt hij
deel uit van een paar andere samenhangende oorkon
den die te maken hebben met soortgelijke regelingen
met dienstlieden of hoevenaren van de abdij elders.
Van beide volgt eerste een kort overzicht.
Vier oorkonden betreffende het herstel
van dijken
De oorkonden gedateerd 31 juli 1249 en 19 april 1251
hebben beide rechtstreeks te maken met de financie
ring van het herstel van de dijken bij Hargen en Scha-
gen. De eerste regelt met goedvinden van het kapittel
de belening van land in de buurt van Noordwijk. Die
belening levert geld op. De tweede regelt eveneens een
belening, nu van tienden, zodat de abt een lening aan
zijn broer kan aflossen. Ook dat geld had hij geleend in
verband met het herstel van genoemde dijken. Betref
fende de financiering van de Schagerdam zijn geen
andere documenten bekend.
Aan de oorkonde van 31 juli 1249 gaat een
andere oorkonde vooraf, gedateerd 22 november 1248.
In die oorkonde wordt geregeld dat graaf Wilhelmus,
Rooms-koning, een schenking doet aan de abt en het
convent van Egmond, welke schenking de tienden
betreft die de abt acht maanden later op 31 juli 1249
in leen geeft. In een oorkonde van 23 november 1248
- een dag daarna dus - bevestigt Floris van Holland,
broer van graaf en Rooms-koning Willem, deze schen
king.
Op 20 november en 28 december 1248
stormde het ook boven West-Friesland hevig. Gott-
schalk en Buisman vermelden dat beiden.111 Andere
bronnen houden het op 11 november. Hoe het ook zij,
de oorkonden van schenking en belening houden bijna
zeker rechtstreeks verband met de wens beide dijken
- die bij Hargen en bij Schagen - te herstellen. Het
enige opvallende is, dat tussen de datum van de
eerste storm en die van de schenking door Willem II
maar twee dagen zit. Dit dwingt ertoe aan te nemen
dat de beide genoemde stormen niet de aanleiding
1248 tiov, 20 en dec. 28
Kaart van het tijdens de stormvloeden van 20 november en
28 december 1248 overstroomde gebied. Overgenomen uit Gottschalk
dl. 1 (1971).
zijn geweest tot het herstel of de vernieuwing van de
Schagerdam. De bouw van deze nieuwe Schagerdam
moet al in de pen gezeten hebben. De stormen van
1248 kunnen hoogstens een extra stimulans hebben
gevormd, maar ook het - voorbereidende - werk aan
de nieuwbouw nauwelijks hebben verhaast. Het land
lag al jaren verwoest en onbruikbaar, zoals de abt
nadrukkelijk vermeldt. Ook al zegt hij er in 1250 bij
dat de dijken volledig waren doorgebroken en daarmee
bedoelt hij zeker niet alleen de dijken van de landerijen
van de abdij.
We zullen het zo moeten begrijpen dat de
plannen om tot herstel en nieuwbouw te komen van
oudere datum stammen en dat het toeval wilde dat het
moment waarop er actie werd ondernomen in de vorm
van de schenking zo goed als samenviel met twee zwa
re stormen vlak na elkaar. Buisman signaleert zelfs nog
een derde storm, op 4 februari 1249.112 Waarmee de
noodzaak om in actie te komen waarschijnlijk alleen
maar werd onderstreept.
Beiden, de graaf van Holland en de abt van
Egmond, kunnen nog meer redenen gehad hebben tot
overeenstemming te komen. Het was in beider belang,
111 Gottschalk dl. 1 (1971), 177 e.v., Buisman (2000), 468-469.
112 Buisman (2000), 469.
DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND
81