is. Daardoor kan hij tegen elk illegaal gebruik optreden met de 'wet' in de hand. De geldhuishouding In de oorkonde is herhaaldelijk sprake van afdracht van goederen door de hoevenaars aan de abdij. Hoe die afdracht plaats had, sprak voor de betrokkenen kennelijk vanzelf. Brachten de hoevenaars het ver plichte kwart van de oogst naar Egmond? Leverden ze dat deel van de oogst af bij de villicusEn wat deden de hoevenaars met de rest, dat wil zeggen met dat deel dat ze niet hoefden af te dragen en niet zelf gebruikten? Dat verkochten ze. Aan wie en waar? En wat deden ze met het geld dat ze daarvoor ontvingen? In ieder geval betaalden ze daarmee de abdij: 'Bovendien betalen zij elk jaar op Sint Maarten hetgeen zij verschuldigd zijn' (r. 53). Dat zal de pacht zijn, de erfcuur. Kortom, welke rol speelde geld in de economie van de hoevenaars? Gingen ze zelf naar markten toe, bijvoorbeeld die van Alkmaar? Kwamen er Friese opkopers langs? Dat alles is niet alleen denkbaar, maar was vermoede lijk ook de praktijk. Er is daarnaast sprake van mogelijke kopers van het land. Het kon zijn dat de abdij land wilde ver kopen. Mocht dat het geval zijn, dan behielden de hoe- venaars hun rechten. Dat staat met zoveel woorden in de oorkonde. Ook de hoevenaars mochten in principe land verkopen, maar dat kon alleen met nadrukkelijke toestemming van de abdij. Uit het artikel van Slicher van Bath uit 1965 wordt duidelijk waarin de handel en de productie van het Friese gebied bestond.106 Het gaat in belangrijke mate om de invoer van graan, en de uitvoer en handel in vee, zuivelproducten, huiden, wol, leer en perka ment. Zijn betoog strekt zich niet uit tot het gebied van West-Friesland, maar tot diep in de 13e eeuw moet dat er wel bij worden gerekend. Pas wanneer Floris V in 1289 de West-Friezen onderwerpt, ontstaat er lang zaamaan een nieuwe politieke situatie en een andere oriëntatie. Welke invloed tegelijk is uitgeoefend door de verbreding van het Vlie en het ontstaan van de Zuiderzee, kan moeilijk geschat worden. In ieder geval lijkt die ontwikkeling nadelig te hebben uitgepakt voor het oude handelscentrum Medemblik, dat hierdoor het contact kwijtraakte met een belangrijk deel van het Friese achterland.107 De mensen waren in het waterrijke land sterk afcankelijk van scheepvaart voor onderling verkeer, de wegen in het moerassige veenland waren slecht en bovendien was transport met paard of os en wagen in vergelijking met de schuit erg duur. De drassigheid en de vele sloten in combinatie met regenval brach- ten Rooms-koning Willem II er in juli 1255 zelfs toe aan aanvalstocht vanuit Alkmaar af te breken.108 Wilden West-Friezen hun producten exporteren, dan moest dat per schip, naar Texel, naar Wieringen, naar Friesland en naar steden als Kampen en Deventer. Daarnaast was er de mogelijkheid van afzet rich ting Alkmaar. Schippers uit deze stad bezochten het deltagebied van Rijn en Maas, waar goederenstromen uit het Rijnland, uit Engeland en het Oostzeegebied samenkwamen. Alkmaar verkreeg in 1254 in haar stadsrecht tolvrijheid in het hele graafschap.109 In hoeverre er sprake was van een dergelijke handel vanuit het gebied van de abdij is volstrekt on duidelijk, maar zeer waarschijnlijk. Het zal zijn gegaan om wat het land opleverde, evenzeer als vee, vis, wol, eieren en vogels. En daarnaast mogelijk om zout en turf, als er meer gewonnen werd dan voor eigen ge bruik en dat van de abdij nodig was. Bovendien zullen ze zelf behoefte hebben gekend aan allerlei producten die ze niet zelf verbouwden, teelden of maakten. Opvallend in dit verband is dat in de tarieven van de tol in Spaarndam uit 1253 binnenvaartschepen met turf, riet en hooi worden genoemd. Na zeeschepen werden die het hoogst belast. Gezien de gesteldheid van het landschap waren die producten eerder uit de regio benoorden het IJ a&omstig dan andersom.110 105 Kader gebaseerd op Scholten (1939); Henstra 2000); Pelsdonk (2008), Van Leeuwen, Bartels (2013). Met dank aan M. Bartels, F. Diederik, en F. Postma. 106 Slicher van Bath (1965). 107 Van Leeuwen, Bartels (2013), 83-85, 87. 108 De Graaf (1996), 231. 109 Kaptein (2007), 92-93. 110 Ibidem. 79 DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2015 | | pagina 80