Zoutwinnen uit veen en turfsteken De zoutwinning waarover de abt het heeft, is de zoge heten selnering. De enige tot nu bekende schriftelijke bron waarin sprake is van zoutwinning in West-Fries land in de Middeleeuwen is de oorkonde van 1250. Als zeewater de veengronden overstroomde, raakte het veen doordrenkt van dat zoute water en het zout hechtte zich aan de humus in het veen.100 Men stak turfzoden, die werden verbrand, waarvoor men turf als brandstof gebruikte. Uit de in water opgeloste as won men vervolgens het zout door het water in te dampen, het zoutzieden. Zout was een kostbaar artikel, dat niet alleen gebruikt werd om het eten te 'kruiden', het was een belangrijk conserveringsmiddel, bijvoorbeeld voor vis. Het was ook onmisbaar voor de zuivelbereiding. Prof. Brugmans beschrijft het proces van de selnering, zoals het winnen van het zout werd genoemd, als volgt: 'Er ontwikkelde zich nu een nieuwe methode van zout winning, die reeds in de achtste eeuw toepassing vond in de lage landen. Dat was het delven en branden van 'darink': zouthoudende veengrond. Wanneer dit veen verbrand was, bleef in de as het zout achter, dat vervol gens, met zeewater vermengd, in grote pannen boven turfvuren werd uitgestookt. Het bedrijf werd uitgeoefend in West-Friesland, alsook op de eilanden Schouwen, Tholen en Zuid-Beveland en in de streek van Klundert en Moerdijk. Tot in de zestiende eeuw is hetprodukt van het darinkdelven, het zgn. zelzout, in gebruik geble- ven'.101 Van Geel en Borger brengen de befaamde 'weg van Paludanus', een oud dijktracé in de Wieringerwaard en de Waardpolder, in verband met deze vorm van exploitatie van het veen.102 Tijdens onderzoek door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in 1995 werden in twee proefsleuven in de 'weg' grote hoeveelheden as aangetroffen. Waarschijnlijk werd hier het zilte veen uit de omgeving en later zeegras verbrand ten behoeve van de zoutwinning. Het is geen toeval dat de polder die ten oosten van de Schager- waard ligt, in de banne van Winkel en Niedorp, de Weere- of Zoutkaagpolder heet. Werd er zout gewon nen, of lag het gebied ooit als kaag buitendijks gren zend aan zee? De hoevenaars mogen in het gebied ten zuiden van de Withmere ook turf steken. De abt heeft het over plaggen, maar het gaat onmiskenbaar over veen en turf. De meeste lezers van dit geschrift zullen het gebruik van turf als brandstof niet meer of nog net even hebben meegemaakt. Wat is turf? 'Geef me een stukje turf of hout, dan kom ik het hele jaar niet meer', zongen we vroeger op 11 november. Het was dan Sint Maarten, keuveltjesavond. Veen bestaat uit de veraar de, gehumificeerde overblijfselen van vegetatie, plan tenresten, die in gedroogde vorm een goede brandstof vormen. Veen kan afgestoken worden als het boven het niveau van het grondwater ligt en droog genoeg en begaanbaar is. In sommige gebieden ging dat in een la ter stadium niet meer en moest het veen opgebaggerd worden.103 In alle gevallen moest de turf drogen en werd daartoe op stapels gezet, op een zodanige manier dat de wind er doorheen kon spelen. Het spreekt vanzelf dat veen dat werd opgebaggerd langer moest drogen dan veen dat aan de oppervlakte kon worden gesto ken. Elke streek had bovendien zijn eigen manier van drogen en stapelen en zijn eigen 'veentaal'. De woorden die men gebruikte om soorten veen en handelingen met betrekking tot winning van de turf, waren streek gebonden en soms zelfs per dorp verschillend. De turf werd gebruikt in de huishoudens, om te koken en te verwarmen. De industrie gebruikte turf ook als brandstof voor allerlei productieprocessen. Verschillende soorten turf - affankelijk van de kwali teit - waren voor verschillende doeleinden geschikt. In het midden en zuiden van Noord-Holland is tot ver in de 20e eeuw nog turf gewonnen, in West-Friesland was het toen al verdwenen op hier en daar een te verwaar lozen restant na. Nog steeds liggen er bijvoorbeeld restanten veen in de kagen ten noorden van Barsinger- horn, maar het gaat - gelukkig - niet om interessante en winbare hoeveelheden.104 76 DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2015 | | pagina 77