De hoevenaars mogen niet zonder toestemming (van de villicus) buiten de door de abdij gestelde grenzen komen in het land dat de abdij hier bezit. Die grenzen worden bepaald door de vroonsloten in het oosten en het westen, de (zee)dijk in het noorden en de Withme re in het zuiden. Ten zuiden van de Withmere ligt het gebied dat wordt aangeduid met de naam Geddenmore en de directe omgeving ervan, zich uitstrekkende tot Bergeswerk. Daar mogen de hoevenaars zout winnen en plaggen steken, dat wil zeggen turf. Als ze dat doen - en het is duidelijk dat ze dat doen - dan is de helft van het gewonnen zout en de gestoken turf voor de abdij. Bovendien werd er in dat gebied ook nog wel het een en ander verbouwd, getuige de bepaling: 'Indien wie dan ook dit land zal inzaaien, dan zullen zij de vierde schoof daaruit afdragen en al het ingezaaide dat daar zal liggen, alles wat er zal groeien blijft ons om te gebruiken' (r. 50-52). Hieruit blijkt dat de hoevenaars (of anderen?) in dit gebied komen, en er niet alleen iets halen, maar er ook land inzaaien en er oogsten. Van die oogst is de vierde schoof (een kwart) voor het klooster, terwijl al het overige dat daar aan bruikbaars groeit van en voor de abdij is. De indruk van al deze opmerkingen over het land is, dat het deel tussen de (zee)dijk en de Withmere geheel in cultuur is gebracht. Dat was al zo voordat het land overstroomd raakte. Een ander deel ligt nog min of meer woest, of is de gevolgen van de overstroming nog niet te boven, namelijk het deel ten zuiden van de Withmere tot aan Bergeswerk. Verbieden en gedogen in Geddenmore en directe omgeving Geddenmore wordt genoemd als een van de landerij en, of villa's waarvan de abdij inkomsten genoot, het gaat volgens het Liber Sancti Adalberti om 4H pond en de vierde schoof, dus een kwart van de opbrengsten.99 Dat was blijkbaar in de tijd van het uitvaardigen van de oorkonde in 1250 al niet meer het geval. De abt rept 99 Opperman (1933), 74. DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND 73

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2015 | | pagina 74