Z IJPE R WAD i 'PattHn- 1*56-& BOEZEM Reconstructiekaart van het Zijpebekken aan het einde van de 13e eeuw door H. Schoorl. Bij stormen uit het noorden werd het water in de trechter gevormd door het strand en de duinen in het westen en de West-Friese Dijk in het oosten hoog opgestuwd. Overgeno men uit Schoorl (1985). kwetsbaar. Het werd door de zee, die in het Zijpe bekken snel terrein won, makkelijk weggeslagen en verspoeld, op hier en daar een stuk na, zoals de Groot Keins waarnaar bij de eerste opmeting van de Om- ringdijk in 1319/1320 wordt verwezen.94 Groot Keins is overigens nog lang bruikbaar gebleven als weiland, omdat het wat hoger lag, getuige het feit dat de kerk van Schagen daar in de zomer vee liet grazen of het verpachtte voor dat doel.95 Aan het eind van de 12e en in de 13e eeuw raakte de Zijpe makkelijk overstroomd bij vloed, zeker wanneer het stormde. Het water kwam dan de Zijpe binnen uit het noordoosten via het Vlie, het Marsdiep en tenslotte het Ouddieper Zwin en soms ook nog eens uit het westen via het Zijper Zeegat en het Heersdiep. Bovendien werd het opgestuwd in de trechter gevormd door de strandvlakte in het westen en de West-Friese Zeedijk of voordat die was voltooid nog het stelsel van dijkjes in het (zuid)oosten en zocht dan een weg in de Rekeredelta. Dit laatste bracht bovendien de nood zaak mee de Rekerdam aan te leggen, omdat het via de Rekere binnenkomende zeewater tot in de buurt van Alkmaar voor overstromingen zorgde. Deze Rekerdam werd omstreeks 1264 opgeworpen, met behoud van een vaargeul ten behoeve van de scheepvaart. Door de versmalling kon bij storm in ieder geval minder gemak kelijk en minder snel zeewater landinwaarts stromen. De Withmere waarvan de grens wordt gevormd door de rivier die de Witsmeer (Withmere) wordt genoemd tot aan de zoute zee (r. 13-14). De Withmere is mogelijk een veenrivier, die een eind afwaterde naar het westen en vervolgens naar het noorden via een van de vroonsloten of via beide. De naam Withmere suggereert in ieder geval dat het om een breed water ging. De abt noemt de Withmere een flumen, een stroom, of ruimer gezegd (stromend) wa ter.96 Voor het geval het om een rivier ging, is de vraag wat de stroomrichting is geweest en of die richting in de loop van de tijd - dat wil zeggen tussen het moment van het begin van de ontginning in de negende eeuw en 1250 - is veranderd. De lengterichting van de Schagerwaard is min of meer oost-west en de afwatering ervan geschiedde - min of meer dwars op die lengterichting - richting de Zijpe. De stroomrichting van de flumen is derhalve mogelijk eerst een eind oost-west geweest, langs de zuidkant van het gebied van Schagen en vervolgens daaromheen buigend naar het noordnoordwesten, via een of via beide vroonsloten. De rivier de Withmere moet zich, als we afgaan op de naam, al ten tijde van de oorkonde hebben ontwikkeld tot een klein meer, maar toch nog steeds bekend zijn geweest als van oudsher een rivier. In de tweede plaats is het mogelijk dat we in het geval van de Withmere met een meerstal hebben te maken. Een veenmosveenlandschap bevat zeer veel water. Een dergelijk vrij omvangrijk veengebied kan in het midden inzakken. In die kuil blijft het water staan en vormt afcankelijk van vele factoren een kleiner of een groter meer. Een dergelijk meer wordt een meer stal genoemd. De afwatering van deze meerstal kan op den duur op dezelfde manier zijn verlopen. De aanwezigheid van een meerstal is mogelijk meer in overeenstemming met de naamgeving van breed water, in plaats van een rivier. De afwatering richting de Zijpe is het meest waarschijnlijk. Maar niet vergeten mag worden dat direct ten oosten van de landerijen van de abdij en ten zuiden van het gebied van Schagen in de ban van Nie- dorp en Winkel een beek liep, de Moerbeek. Het is niet duidelijk van waar naar waar. Waterde de Moerbeek af op de WithmereOf werd deze veenbeek juist gevoed door het water van de Withmere en waterde die geheel of gedeeltelijk via de Moerbeek af? Erg waarschijnlijk is het laatste niet, maar helemaal ondenkbaar is deze mogelijkheid ook weer niet. 68 DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2015 | | pagina 69