Het uit 1739 daterende uitwateringssluisje van de polder Burghorn in de Oudedijk te Schagen (Recreatiepark Burghorn), september 1994. Regionaal Archief Alkmaar, deelcollectie H.V. Schagen. liep aan de Delft.88 Die sloot zou dan de westgrens van het gebied van de abdij moeten aangeven. Hij stoelt dat op de verkavelingsrichtingen in het hele gebied. Daarvan uitgaand blijft er echter nog een strook land 'over' tussen deze westelijke vroonsloot en de Groe- nedijk. Bovendien is het niet gezegd dat de verkaveling die we kunnen zien op kaarten uit de 19e eeuw ook de oorspronkelijke verkavelingsrichting volgde. Beenakker bestrijdt deze visie.89 Die sloot zou dan dwars door een verkaveling met een andere richting lopen, welke richting zich na en ten westen van de sloot zou voortzetten en dat is onwaarschijnlijk, aldus Beenakker. Hij houdt het erop dat de westelij ke vroonsloot de dijkgracht is langs de Groenedijk tussen Dirkshorn en Sint Maarten. Hij acht dat ook waarschijnlijker omdat in dat geval de afwatering van het westelijke deel van de Schagerwaard door deze sloot kon plaats hebben. Hij situeert aan het eind van de westelijke vroonsloot een tweede spuisluisje in de Schagerdam. Bovendien acht hij het mogelijk dat deze westelijke vroonsloot de zogeheten Roxvliet is, die in vele bronnen wordt genoemd. Alleen bij dit laatste sluiten wij ons niet aan. De reden daarvoor wordt uiteengezet in het kader over de Roxvliet. Verder is er mogelijk iets te zeggen over de lengte van de beide vroonsloten. De oostelijke vroonsloot, zoals gezegd later bekend als de Oosterhar- kensloot begon waarschijnlijk in de Withmere of vorm de het verlengde daarvan. De westelijke vroonsloot startte ook in de Withmere, maar dan bij het westelijke uiteinde ervan. Een andere mogelijkheid is dat er in het westelijke deel van de landerijen van de abdij een veenstroompje heeft gelopen dat vergraven is tot de westelijke vroonsloot. Er zijn ook geen kaarten waarop in alle duidelijkheid een westelijke vroonsloot staat aangegeven. Dat hoeft niet te verbazen. Een dergelij ke sloot kan ondertussen zijn vergraven, gedempt of verlegd. Langs de Groenedijk en de Westerdijk (tussen Stroet en Dirkshorn) en vervolgens langs de Oosterdijk (beginnend bij Dirkshorn) loopt een dijkgracht. Deze botst bij Sint Maarten tegen de Schagerdam en loopt daar dood, althans op de bewaard gebleven, veel later getekende kaarten. Bovendien ligt er aan de binnen kant van de Schagerdam een dijkgracht die uitmondt in de wielen bij Valkkoog. Dat is ook het geval met de (latere?) Delft die vanaf de Groenvelder molen naar Valkkoog gegraven is. Welke van beide de westelijke vroonsloot geweest zou kunnen zijn, is niet te zeggen. De veelvuldige vermelding van de andere, de oostelij ke vroonsloot, moet overigens gezocht worden in het feit dat deze sloot een markeringspunt was. Tot daar strekte de (zee)dijk, de Schagerdam, zich uit.90 88 De Cock (1980), 44. 89 Beenakker (1988), 166. 90 Om een zelfde reden is er wellicht geen melding gemaakt van de Schager- wiel, terwijl die toch zeer dicht bij de Oosterharkensloot ligt, die er zelfs langs loopt na de bedijking van de Burghorn. Sprak het zo vanzelf dat het niet behoefde te worden genoemd? Of was er een andere reden: bestond die wiel nog niet ten tijde van het uitvaardigen van de oorkonde en ten tijde van de eerste opmeting van de Omringdijk? Ook dat kan het geval zijn. 65 DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2015 | | pagina 66