Heerhugowaard en dus zeker te ver van de Huigendijk
af.
Het gaat dus om een andere dijk en wel de
Schagerdam. Waar het land dat hij als vergoeding voor
zijn hulp krijgt precies ligt, is uit de oorkonde niet
goed op te maken. Het noordelijk dijkdeel, noch het
noordelijk gelegen stuk land geven daarvoor voldoen
de houvast. Daarover straks nog iets meer.
Hugo van Akersloot werd zonder twijfel door
de abt gevraagd om steun, gezien de nauwe relatie
tussen de heren van Akersloot en de abdij. Hugo's oom
Evo van Akersloot maakte sinds 1222 deel uit van de
kloostergemeenschap, volgens Hof was er een Evo
lekenbroeder en monnik tussen 1105 en 1120.52
Wie was Hugo van Akersloot? Cordfuncke53
geeft de volgende genealogie:
- Hugo (I) (vermeld 1163-1206) krijgt zoon Bartoud
(vermeld 1199-1231);
- Bartoud krijgt zoon Hugo (II) (vermeld 1250-1254);
- Hugo (II) krijgt zoon Gerard 'Bartoud' (vermeld
1254-1291) en krijgt een dochter;
- Gerard 'Bartoud' huwt met Catherina en de dochter
van Hugo (II) huwt met Hendrik (zoon van ridder
Gerard van Heemskerk);
- De dochter van Hugo (II) en Hendrik van Heems
kerk krijgen een zoon, Gerard, die huwt met Beatrijs
van Haarlem, zij krijgen een zoon Wouter (t 1380).
In de registers van de Hollandse grafelijkheid bevindt
zich een oorkonde, gedateerd 21 mei 1254 in het
legerkamp in West-Friesland, met de volgende, hier
samengevatte, tekst: 'Rooms-koning Willem II beleent
Gerard geheten Bartoud en diens drie zusters gezamen-
derhand met de goederen van wijlen hun vader Hugo
van Akersloot, en stelt de wijze van opvolging in dat leen
vast ingeval Gerard zonder wettige erfgenamen komt te
overlijden'.54
Mogelijk heeft Hugo van Akersloot een stuk
land in leen gehad in de buurt van de Schagerwaard,
eventueel in de banne van Winkel of Niedorp. Zijn
aangetrouwde kleinzoon had land op Niekeland in
leen, blijkens het repertorium op de lenen van Hofste
de Voorne in Noord-Holland, Kennemerland, Wa
terland en Zeeland 1230-1649.55 Deze terp Niekeland
ligt in de zuidoosthoek van de huidige Schagerwaard,
vlakbij de provinciale weg, de N241, schuin tegenover
het gehuchtje Blokhuizen en even ten noorden van het
plaatsje Zijdewind. Niekeland of Nickeland betekent
'land in de hoek' (nek, nik hoek), zoals Vennik de
betekenis heeft van weidehoek of veenhoek. De Vennik
ligt in de noordoosthoek van dezelfde Schagerwaard,
enige honderden meters ten noorden van de terp Nie-
keland.
De terp Niekeland wordt in 1337 vermeld als
leen van Gerard van Voorne, het heet in dat bele
ningsdocument Niterslant. In 1354 wordt het in leen
gegeven aan Hendrik van Heemskerk van slot Heems
kerk. Deze Hendrik van Heemskerk was gehuwd met
de kleindochter van Hugo van Akersloot.
De villicusde meier, de rentmeester
De villicus wordt alleen genoemd in verband met de
lagere rechtspraak bij onenigheid tussen de hoevenaars
onderling. En dan gaat het om problemen die in het
huis of de hoeve van de abdij ter plekke kunnen wor
den afgehandeld. Mocht dat niet lukken, dan moeten
ze zich met de zaak melden in Egmond bij de abt en
spreekt deze recht.
De villicus zal gewoond hebben in het huis, de
domus, dat op een niet nader genoemde plaats staat.
Het was waarschijnlijk de centrale hoeve in het gebied
van de abdij. Het huis stond op een precies afgepaald
terrein in het gebied waar de hoevenaars hun land en
hun boerderij hadden, tussen de (zee)dijk en de With-
mere. Zijn taak was die van rentmeester en opzichter
over de landerijen van de abdij tussen 'de zoute zee en
Bergeswerk'. Hij moest er voor zorgen dat de afdrach
ten aan de abdij op tijd en in de juiste hoeveelheden
plaats hadden. Hij bepaalde wanneer het vee de wei
in mocht en lette erop dat niemand meer vee de wei
instuurde dan mocht. Hij sprak zoals al gezegd recht
wat de dagelijkse zaken betrof. Hij hield toezicht op het
spuien van het water, en op de visserij bij de sluis.
Hof wijst op een rentmeester voor de bezittin
gen van het klooster ten zuiden van de (Haarlemmer)
Hout en in Kennemerland. Deze is benoemd door abt
Willem van Rolland, tijdens diens abtiaat tussen 1345
en 1351.56 De villicus van de bezittingen bij Schagen be
kleedde een soortgelijke functie. Over hem is nergens
ook maar één woord te vinden, behalve in de oorkonde
van 1250. De term villicus komt ook voor in stukken
betreffende de bezittingen in en om Egmond zelf. Het
woord is afgeleid van villa, een complex van hoeven, in
dit geval het in de oorkonde genoemde villa scagha.
De villicus werd door de abt benoemd. Hij
kan heel goed een van de dienstlieden van de abt zijn
geweest a&omstig uit het Egmondse gebied, iemand
die de abt goed kende en vertrouwde. Dienstlieden wa
ren degenen die jegens graaf of abt gehoorzaamheid en
dienstbaarheid verschuldigd waren. Welke eventueel
belangrijke positie ze ook innamen en zich verworven
hadden, ze waren niet vrij. Binnen de villa scagha zal
de villicus in overleg gestaan hebben met de zoge
naamde eldermannen of oldermannen, dorpsoudsten
onder de hoevenaars.57
38
DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND