«TlUMfYt H icYlDnk: OHAY,oPö= bïPElctSEUALit 'Depoort van de abdij van Egmont, zoo als zij zig nog vertoonde, 1720'. De hoofdpoort van de abdij met het uit 1122-1133 daterende timpaan. Links een jeugdige graaf Dirk VI, rechts zijn moeder, gravin Petronella. In het midden Petrus. Het gaat waarschijnlijk oorspronkelijk om het deksel van een sarcofaag. Het timpaan bevindt zich tegenwoordig in de collectie van het Rijkmuseum Amsterdam. An., 1720. Regionaal Archief Alkmaar. De Monté Verloren is een andere mening toe gedaan. Hij gaat er van uit dat de hoevenaars van wie in deze oorkonde sprake is geen dienstlieden waren. Zij hielden volgens hem hun land in heerlijk tijns- recht.49 En dat zou betekenen dat zij vrije boeren waren die tegen betaling van een jaarlijkse pacht aan de abdij hun land konden bewerken. Het is echter opmerkelijk dat dit het enige voorbeeld van heerlijk tijnsrecht is dat hij in zijn artikel noemt. Bovendien is het dan merk waardig dat de abt zijn hoevenaars in deze oorkonde het land in erfpacht geeft. Waarom zou hij dat doen indien ze het al hielden in heerlijk tijnsrecht? Mogelijk moeten we De Monté Verloren zo begrijpen dat de hoevenaars met ingang van deze oorkonde het land in een soort heerlijk tijnsrecht kregen, wel met de voorwaarde dat ze het onderhoud van de dijk op zich namen. Het moge duidelijk zijn dat de situatie van de in de oorkonde genoemde hoevenaars toch een andere is geweest dan De Monté Verloren beweert. De positie van de hoevenaars is echter sterk. De abt weet heel goed, dat hij afcankelijk is van de hoevenaars. In de loop van deze 13e eeuw verandert heel langzaam de juridische en dus sociale positie van de onvrije mensen, de horigen, de dienstlieden. Studies als die van Gosses, Enklaar, Allan en Janse geven daarover uitvoerige informatie.50 Langzaam maar zeker wijzigt hun positie van geheel horig aan de heer tot die van mensen die mee bepalen hoe hun eigen gemeen schap eruit ziet, ook al is gedurende die gehele eeuw nog heel duidelijk wie de baas is. Wat de oorkonde laat zien is hoe ook de abt van de abdij van Egmond zijn dienstlieden, zijn horigen, zijn hoevenaars, zijn man- sionarii, een vorm van erfelijk bezit schenkt en tegen welke prijs. Hij doet dat al of niet gedwongen door de omstandigheden: het kostbare onderhoud van een dijk dwingt hem ertoe ter wille van het behoud van een gebied dat geld, voedsel en eventueel andere goederen oplevert. Dat er een andere relatie tot stand komt met de hoevenaars van de bezittingen bij Schagen, is dui delijk. Zo is de abdij ook een andere relatie aangegaan 36 DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2015 | | pagina 37