Abt Lubbert II stelt deze oorkonde op nadat de
Schagerdam is hersteld, met de bedoeling het onder
houd van deze dam veilig te stellen en daarmee de
bezittingen van de abdij bij Schagen.
De oorkonde luidt, in vertaling als volgt18:
1) In de naam van de heilige en ondeelbare Drie-eenheid. Ik, Lubbert, door Gods goedheid
abt van het klooster Egmond, doe kond aan alle gelovigen van Gods heilige Kerk, tegen
woordige als toekomstige, dat ik met instemming van mijn kapittel een goede overeen
komst heb gesloten met alle hoevenaars van ons land bij Schagen (Scaghen) en wel als
5) volgt.
1.
Het land, daar gelegen tussen twee sloten die in de volksmond vroonsloten (vronslot)
worden genoemd en zich uitstrekt van Bergeswerk tot aan de zoute zee en dat graaf Dirk
de Tweede, vader van graaf Arnulf, heeft geschonken aan God en de heilige Adelbert als
rechtmatige eigenaar in eeuwigdurend bezit, en dat door de kracht van de kolkende zee
10) was overstroomd - doordat de dijken volledig waren doorgebroken - [dit land] was al
vele jaren verwoest en is nu tegen enorme uitgaven en hoge kosten door ons in zijn oude
vorm hersteld met een nieuwe dijk. Een deel van dit land hebben wij aan hen in erfrecht
geschonken - in de volkstaal erfcuur (t'erfoure) genoemd - waarvan de grens wordt ge
vormd door de rivier die de Witsmeer (Withmere) wordt genoemd tot aan de zoute zee.
15) Hiervan is uitgezonderd het terrein waarop ons huis (domus, boerderij) is gelegen,
waarvan wij de breedte en lengte met onze voornoemde hoevenaars zijn overeengekomen;
tevens is uitgezonderd het land dat ons daar toekomt bij de verdeling en wij in de dijk zes
roeden voor onszelf hebben gereserveerd vanwege de visserij en het spuien van het water.
Uitgezonderd is ook het land van Hugo van Akersloot dat hem werd toebedeeld vanwege
20) de grote inspanningen die hij ten behoeve van onze eigen dijk tegen hoge kosten heeft
verricht, te weten een halve landmaat, in de volksmond een halfline genaamd, bij het noor
delijke dijkdeel en in het noordelijke deel van het land zoals dat bij de verdeling van het
land aan hem toekomt.
2.
Opdat zij ongehinderd rondom het land kunnen spitten en het beschermen met een brede
25) en hoge dijk gelijk aan de andere goede dijk die aan weerszijden hierbij aansluit, zullen
zij hiertoe zonder inspanning en uitgaven onzerzijds en zonder enig nadeel voor ons
klooster het hele oude land binnen de voorschreven grenzen inzaaien, voor zover dat kan
worden ingezaaid.
3.
Van alle vrucht zullen zij de vierde schoof vervolgens aan het klooster afdragen; van het
30) nieuwe land echter dat zij met hun arbeid ontginnen en bewerken, ontvangen zij de
vrucht van het eerste jaar geheel zelf. Na de oogst van de eerste vrucht zal van alles wat zij
zullen hebben gezaaid vervolgens de vierde schoof aan ons worden afgedragen. Wat echter
ingezaaid zal blijven liggen, hetzij opkomend uit het nieuwe, hetzij uit het oude land, wat
daar ook moge groeien, de helft van de opbrengst zal ons toekomen en de helft komt hen
35) toe voor eigen gebruik.
4.
Indien iemand van hen zonder kinderen zal zijn gestorven zal zijn naaste bloedverwant
(letterlijk: zijn naaste in bloedverwantschap) zijn deel ontvangen van de abt, terwijl ten
overstaan van getuigen aan de abt een passende vergoeding moet worden gegeven als
erkenning van diens recht.
18 Deze vertaling is gemaakt door dr. Herman Lambooij, in samenspraak met
de auteur. Zie voor de Latijnse tekst met regest door de bewerker bijlage 1.
DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND
21