ger datum zijn het Zijper Zeegat, het Heersdiep - beide
actief tussen ruwweg 1100 en 1400 - en het Marsdiep.
Tegelijkertijd kreeg ook het veenriviertje de Rekere
steeds meer vat op het landschap waar het uitmondde
in zee. Er ontstond in de loop van de tijd een ware del
ta groeiend in omvang en invloed op de kuststrook ten
noorden van Camperduin en het Hondsbossche.
Het (zee)water uit het gebied ten zuiden en
ten westen van de eilanden Vlieland en Texel kreeg via
het Vlie en via het Marsdiep steeds meer greep op het
landschap ten oosten van de kustvlakte, ten oosten van
Huisduinen en Callantsoog en rondom Wieringen. Het
veenlandschap, waarop nog tot in de 11e en mogelijk
12e eeuw akkers hebben gelegen en vee geweid werd,
raakte verspoeld en werd geleidelijk opgeruimd. Dam
men en dijkjes die waren aangelegd in een poging het
water te keren, moesten worden opgegeven. Huisdui
nen en Callantsoog werden eilanden in een wadden
zee.
schap, de grenzen van ons gebied in het westen en het
oosten.
Met spijt in zijn stem vertelt de villicus, onze
rentmeester, hoeveel land er verloren is gegaan in de
loop van de tijd. Hij wijst naar het land achter de dijk
tot aan de strandvlakte met het hoge duin in de verte
in het westen. Alles wat nu wad is daar, in ieder geval
tot aan de brede geul die er doorheen loopt, behoor
de tot de landerijen van de abdij. Bij allerlei stormen,
weet hij, van de laatste tientallen jaren, ging dat land
stap voor stap verloren. Gelukkig is de laatste tijd de
aangroei van schorren zodanig, dat ze weer gebruikt
kunnen worden als weiland. Dat zien we.
Het landschap van kort na 1250
We klimmen met de rentmeester van de abdij voor
zichtig op het dak van het kapelletje van de villa
scagha. Van daaraf kijken we naar het landschap. Naar
het westen en het noorden zien we een uitgestrekt
waddenlandschap, doorsneden door een geul met vele
zijtakken, begroeide wadplaten, restanten veen. In de
verte zien we het inmiddels hoog opgestoven duin aan
de kust, in later tijden bekend als het Ketelduin. In het
noordwesten ligt het Oge en zien we het kerkje van dat
dorp. In het zuidwesten vangen we een glimp op van
Petten en nog verder naar het zuiden het begin van de
nieuwe duinvorming bij Camperduin. Om ons heen
kronkelend van het noordoosten naar het zuidwes
ten ligt de dijk, die de landerijen van de abdij en van
de overige gemeenschappen in het noordoosten en
zuidwesten beschermt tegen het zeewater dat bij vloed
ver het waddengebied in stroomt. Voor de dijk op de
begroeide schorren lopen de schapen en koeien te gra
zen op de gemeenschappelijke weide. We zien Schagen
liggen met zijn vele buurtschappen en zijn kapel. En
naar het zuidoosten liggen de landerijen van de abdij,
sinds de recente werken aan de Schagerdam opnieuw
bebouwd met rogge en spelt, met vlas en bonen. Ver
der naar het zuidoosten liggen de nog onontgonnen
gebieden achter de Withmeer richting Bergeswerk, een
nog ruig begroeid gebied, veenland, dooraderd met
watertjes en meertjes en rietvelden. Meer naar het wes
ten en zuidwesten zien we de dorpen Sint Maarten en
Dirkshorn en verder weg Tuitjenhorn, Warmenhuizen
en Oudkarspel, achter de Groenedijk en de Oosterdijk.
De beide vroonsloten zijn heldere linten in het land-
DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND
17