Henk Schoorl heeft naar de veranderingen van het noordelijke kustgebied diepgaand en baanbre kend onderzoek verricht.12 Zeer belangrijk in zijn op tiek is het al vroeg ontstane Vliegat geweest.13 Door dit zeegat kreeg het zeewater via een uitgebreid stelsel van geulen vat op het veen waarmee een groot deel van het huidige waddengebied, de Kop van Noord-Holland en ook Friesland en de landstreek hiertussen was bedekt. Daarnaast speelde het Almere een grote rol. Waardoor ook precies veroorzaakt - het meest waarschijnlijk een samenspel van de factoren klimaat en klink van het veen - soms door droogte maar vooral door mense lijke activiteit - traden er diepgaande veranderingen op. In een zeer langdurig proces in de eeuwen tussen ruwweg 800 en 1400 werd het hele gebied van het noorden van Noord-Holland en dus ook het gebied waarin de hoeven van de abdij lagen, steeds sterker aangetast door het zeewater dat via het Vliegat en later ook het Marsdiep zijn weg vond. Het veenlandschap werd ontgonnen, daalde door inklinking en 'verdronk' tenslotte voor een groot deel. De zeegaten Langs de kust vormde zich bovendien tussen Petten en Texel een drietal zeegaten, terwijl tegelijkertijd een enorme strandvlakte langzaam maar zeker werd opge ruimd en zich landinwaarts verplaatste. Dat gebeurde in de loop van de 10e en 11e eeuw. Veel zand verdween in zee of verstoof over de oude duinen en de daarin liggende akkers en weilanden. Deze oude veelal vrij lage duinen waren in de voorgaande eeuwen ontstaan op de brede strandvlakte. Zo vormde zich een nieuwe kust. Het Marsdiep ten zuiden van Texel werd groter en reikte verder het veen in. Vooral dit Marsdiep kreeg naast het Vliegat een blijvende invloed op al het land dat lag tussen Texel, Wieringen en het land ten oosten van de lijn Callantsoog - Huisduinen. Het water van het Vlie had al diepe geulen uitgeschuurd, onder andere het Ouddieper Zwin, in zuidwestelijke richting, waardoor de wadvlakte van de Zijpe gestalte kreeg. Het Marsdiep droeg daaraan bij na zijn ontstaan en uit breiding. De zee kreeg ook via de beide andere nieuwe zeegaten invloed op het achter de strandvlakte liggende gebied. Het Zijper Zeegat vlak ten noorden van Petten en het Heersdiep even ten zuiden van Huisduinen reikten steeds verder de strandvlakte in. In de 13e eeuw doorbraken ze deze strandvlakte een enkele maal bij storm en ook dat had vergaande gevolgen voor het land erachter. De ontginning van het veen14 Mogelijk al aan het eind van de negende eeuw, maar zeker in het begin van de 10e eeuw begonnen de be woners van de duinstreek met de ontginning van het veen dat grensde aan hun woonplaatsen. Het veen was hier en daar nog vrij laag en moerassig en op andere plaatsen reikte het hoger en was het doordrenkt van regenwater, de zogeheten veenkussens van soms grote omvang. Het verhoudingsgewijs wat droger geworden klimaat maakte het veen beter begaanbaar doordat de toplaag uitdroogde en enigszins veraardde. De bevol king nam toe, er moesten enige duizenden monden meer worden gevoed. Tegelijkertijd nam het akker- en weideareaal in de duinen af door de genoemde groot schalige zandverstuivingen. Ook het uitgestrekte veengebied had, waar het grensde aan het lage duingebied, te maken met de genoemde verstuiving en raakte voor een deel bedekt met zand. En misschien vonden de mensen dat niet zo erg, omdat daardoor het veen nog beter toeganke lijk en te bewerken bleek. Het veen dat niet met zand bedekt raakte - dat was verreweg het grootste deel - kampte in ieder geval langzaam maar onomkeerbaar met klink en oxidatie door ontwatering ten behoeve van de ingebruikneming en door het gebruik zelf. Akkers moeten nu eenmaal goed ontwaterd worden voordat je er iets op kunt verbouwen. Zolang er geen zuurstof in het waterrijke veen kan doordringen vergaat het niet. Het oxideert pas als er zuurstof in kan doordringen. Dat gebeurt als het veen ontwaterd wordt om het als akker te kunnen gebruiken. Bij het omploegen van de akkers drong zuurstof gemakkelijk in de bovenste veenlaag door. Dat is de tweede manier waarop zuurstof in de veenlaag terecht komt. Ont watering, waardoor verdroging en klink optreedt, en ploegen zijn belangrijke oorzaken van het verdwijnen, de oxidatie, van het veen. Door deze processen van klink en oxida tie was het land echter steeds meer onderhevig aan vernatting. Het kwam immers in de loop van vele jaren gebruik steeds lager te liggen. Dat was een voor de gebruikers vervelende tegenstrijdigheid. Ontwatering moest, maar juist door ontwatering kwam het grond- 12 Schoorl (1973); Schoorl (1999-2000), dl. 1, 23-24; Schoorl (1982), 1-21. 13 Schoorl, (1999-2000), dl. 1, 34. 14 Zie over de in deze paragraaf beschreven processen o.a. Borger (1977) en Borger (2007). 13 DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2015 | | pagina 14