In de daarop volgende hoofdstukken wordt de
veronderstelling dat de oorkonde betrekking heeft op
de Schagerdam uitgewerkt. De oorkonde is overigens
vaker aanleiding tot onderzoek geweest. G. de Vries
Azn. deed dat al in 1864 toen hij een reconstructie
maakte van de kaart van Hollands Noorderkwartier in
1288. De Cock (1965) maakte mede van de oorkonde
gebruik om de noordelijke grenzen van Kennemerland
vast te stellen. Beenakker (1988) ging in zijn studie
over de waterstaatkundige ontwikkelingen in Schager
en Niedorper Koggen eveneens in op de oorkonde.
En onlangs schreef Marco Mostert een artikel over
de politieke en juridische situatie in het noorden van
Noord-Holland in de strijd tussen de graven van Hol
land en de West-Friezen en nam daarbij als uitgangs
punt de oorkonde van 1250.6
Deze oorkonde vertelt veel over het land
schap. Waar liggen de erin genoemde dijken en water
lopen precies? Waar moeten we de hoeven lokaliseren?
Zijn er andere gegevens uit de geschiedenis van de
abdij overgeleverd die ons hierover kunnen inlichten?
Wat kunnen we in dit verband aan de weet komen
over de villa scagha, en ook over de erin voorkomende
geografische aanduiding Geddenmore, nederzetting of
perceel land? In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op deze
plaats van handeling.
Hoofdstuk 5 vertelt over de mensen die in
de oorkonde voorkomen, de betrokken partijen. Wie
spelen er allemaal een rol in de oorkonde en wat is hun
positie? Hierbij worden ook enkele andere oorkonden
betrokken die de abdij heeft uitgevaardigd aangaan
de haar bezittingen in de nabijheid van Schagen. De
hoofdrol is weggelegd voor de abt en zijn horigen, de
hoevenaren ter plekke. Verder is er een rol voor een
edelman, Hugo van Akersloot, in elk geval een geld
schieter. Een andere belangrijke figuur is de zogenaam
de villicus, een soort rentmeester van de abdij aan wie
de abt feitelijk het bestuur van de hoeven uitbesteedt.
In hoofdstuk 6 wordt de oorkonde geplaatst in
de tijd. De datering van de oorkonde speelt een belang
rijke rol bij de bepaling van de opeenvolging van de
gebeurtenissen. In iets ruimere zin wordt daarom ook
het tijdperk, de historische context waarin de oorkon
de moet worden geplaatst, kort behandeld.
In hoofdstuk 7 komt het landschap uitvoe
rig aan de orde, de dijken zoals die uit de oorkonde
'oprijzen', de waterstaatkundige situatie, het water in de
ruimste zin zoals dat in de oorkonde voorkomt, wordt
besproken. Hoe zag het landschap eruit, valt daarover
op grond van de oorkonde iets te zeggen? Wat moeten
we ons daarbij voorstellen, gezien wat de abt erover
naar voren brengt?
Uiteraard plukt de abdij de vruchten van haar
landerijen bij Schagen, terwijl ook de hoevenaren hun
dagelijkse bestaan leiden. Over deze economie, over de
betaling in natura en het zaken doen in en met geld,
gaat hoofdstuk 8.
In hoofdstuk 9 komen tenslotte nog enige
opvallende zaken aan de orde en worden zo mogelijk
conclusies getrokken uit alle voorgaande bevindin
gen. Het geheel wordt op die manier afgerond door
de oorkonde voor zover mogelijk in perspectief te
plaatsen. Niet alleen gaat het dan over het histo-
risch-geografische aspect, het gaat ook om juridische
en politieke aangelegenheden.
6 De Vries (1864); De Cock (1980); Beenakker (1988); Mostert (2015).
9
DE SCHAGERDAM EN DE ABDIJ VAN EGMOND