Hydrografische/bathymetrische kaart van het Marsdiep in 1925 (boven) en 2009 (blz. 85). De eerste kaart is een reconstructiekaart gebaseerd op oude handmatig verzamelde peilgegevens. De moderne meettechnieken maken het mogelijk de ontwikkelingen van het zeegat precies te volgen. De groei van het Schulpengat en het verdwijnen van het strand bij Huisduinen sinds de aanleg van de Afsluitdijk blijkt uit deze kaarten in een oogopslag. Rijkswaterstaat, Centrale Informatie Voorziening. 'zandduinen' en megaribbels - de hoogste bevinden zich in de zuidelijke helft van het zeegat - bewegen zich alle richting Waddenzee met een snelheid van onge veer 90 meter per jaar. Het hardst verloopt dit proces 's winters.200 Lodingen in verleden en heden Het kustonderzoek rond het Zeegat van Texel is het oudste ter wereld en hoort, zoals eerder gezegd, tot het meest intensieve in binnen- en buitenland. Die aandacht is er vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw en is er de laatste jaren niet minder op geworden. Zorgen leveren vooral de stromingen vlak onder de kust in de onmiddellijke omgeving van Kaaphoofd en het Nieuwe Schulpengat. Permanent ligt daar een druk op het onderwatertalud van de zeewering. Vandaar dat hier in vóór- en najaar tot ver buiten de teen van de dijk door HHNK wordt gepeild. Dit is tweemaal zo veel als aan de overige Noord-Hollandse kusten. Alleen op deze manier kunnen de ontwikkelingen van het onderwatertalud en de daaraan grenzende zeebodem nauwkeurig worden gevolgd en geëvalueerd. Aan de overige Nederlandse kusten verricht Rijkswaterstaat peilingen. Traditiegetrouw gebeuren peilingen (of lodingen) langs raaien. Dat zijn denkbeeldige lij nen op vaste punten haaks op de zeewering met een onderlinge afstand van zo'n 200 tot 250 meter. Langs de hele Nederlandse kust liggen er meer dan 2.000, sommige van vier kilometer lengte. Langs deze raaien wordt gepeild tot -8,0 m NAP en -10,0 m NAP. Aan de hand van de profielen kan berekend worden of de kust smaller dan wel breder wordt. Eeuwenlang werden die lodingen uitgevoerd vanuit roeiboten of peilvlet- ten, waarbij de roeiers een constant tempo moesten aanhouden omdat de plaats waar de vlet zich bevond werd bepaald 'op de riemslag'. De komst van de motor- vlet maakte het doen van peilingen gemakkelijker en betrouwbaarder. Om elke twee meter kon nu een punt worden bemeten. De benaming 'loding' is niet wille keurig gekozen. Gewapend met een dieplood en een in meters onderverdeeld koord werd de diepte gemeten. 84 DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2013 | | pagina 85