De zeewering met het zwembad, het 'Huys Tijdverdrijf' (Marine ontspanningsgebouw) en de na de oorlog achter de dijk gebouwde flatwoningen, circa 1960.
Foto K.L.M. Aerocarto BV. Collectie HHNK.
een levende gemeenschap. Een dijk van het geplande
formaat had voor het dorp Huisduinen alsook het
noordelijk deel van Den Helder nogal wat consequen
ties. Veel huizen, ja hele straten moesten verdwijnen;
ook het befaamde badhotel zou niet langer kunnen
blijven.178 Naast dit alles waren er de gevestigde belan
gen van diverse instituten en overheden. De gemeente
Den Helder was de naweeën van de oorlog nog lang
niet te boven. Er stond nog heel wat op het program
ma: voortgaand herstel van de verwoestingen, inhalen
van de achterstand in de woningbouw, opzetten van
industrieterreinen. Dan was daar de TESO die de veer
dienst op Texel onderhield en die met de groei van de
recreatie snel veel meer passagiers te verwerken kreeg.
De maatschappij had belang bij een betere en veiliger
haven, goede toegangen voor autoverkeer, parkeer
gelegenheid en modernisering van de voorzieningen.
Veiligheid betekende ook voor de toerist een goede
(betere) dijk.
Het ambtelijk overleg over de verhoging
en verzwaring van de Helderse Zeewering startte in
1961. Vier jaar later lag er een compleet plan voor het
gedeelte tussen Wierhoofd en fort Kijkduin. In februari
1965 legde Rijkswaterstaat het aan de gemeente voor.
De dienst verzocht het ontwerp op te nemen in de be
stemmingsplannen en informeerde naar de voorwaar
den verbonden aan de overname van de benodigde
gemeente-eigendommen. De directeur van Openbare
Werken S. Laman Trip reageerde met een brief die
maar liefst 50 vraagpunten en opmerkingen bevatte.
Daar waren heel gevoelige bij, zoals het al genoemde
'amoveren' van woningen, de verplaatsing van het mo
nument 'Voor hen die vielen', het kermisterrein - dat
werd veel te klein - enzovoort, enzovoort. Er werden in
de loop der jaren door de gemeente tientallen dossiers
over aangelegd met honderden kaarten en tekenin-
gen.179
Maar de meeste aandacht vroeg misschien
nog wel de Koninklijke Marine. In een brief van 30
juli 1963 klopte het hoofd van de Marine aan bij de
directeur-generaal van het Ministerie van Verkeer
en Waterstaat: de voorgenomen verhoging van de
74
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750