DE CONSEQUENTIES VAN DE DELTAWET met een breedte van vijf meter, een vloeiend buiten talud van 1 op 4 en een iets steiler binnentalud van 1 op 3. De kosten werden geraamd op 1.650.000 gul den. Maar waar zou deze inlaagdijk moeten komen? Als deze tussen Den Helder en de bestaande dijk kwam te liggen, zou Huisduinen als woonplaats buitendijks land worden. Dat was niet gewenst. Een tweede punt van overweging was fort Erfprins, dat immers direct aan de hoofdkering grenst. Een inlaagdijk zou dwars over het terrein van het fort komen. Was dat verant woord? Of zou Erfprins maar helemaal moeten worden prijsgegeven en vervangen door een nieuwe verster king meer landinwaarts? En dan waren er ten slotte de herbouw- en uitbreidingsplannen van de gemeente Den Helder die onverantwoorde vertraging konden oplopen. Het hele jaar 1953 door is er aan de plannen geschaafd. De laatste dag van het jaar werd een overzicht gegeven van de verschillende mogelijkheden.169 Meer zekerheid over de dreigende gevaren was zeer gewenst. Het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft en de Geologische Stichting te Utrecht werden ingeschakeld voor een uitgebreid bodemonderzoek.170 Tegen de verwachting in wees dit uit dat het onder ste deel van de bestaande dijk tot op grote diepte van zodanige kwaliteit was dat er geen gevaar bestond voor afschuiving. Men kon daarom volstaan met een bescheiden tweede waterkering. Een slaperdijk dus. Interessant is dat in deze jaren diverse keren duikers zijn ingezet om de onderzeese oever van de dijk bij Kaaphoofd te inspecteren. In 1954 gebeurde dat door de mijndienst van de Koninklijke Marine; in 1959/1960 werd dit herhaald. Aangezien de zee ter plekke behoor lijk diep was (circa 30 meter) verdienden kikvorsman nen de voorkeur boven helmduikers.171 Eind oktober 1957 horen we voor het laatst over de inlaag- dan wel slaperdijk. In de slotnota van dit jaar toonde ook de Studiedienst van Rijkswaterstaat in Hoorn zich vrij optimistisch: bij peilingen was niet gebleken dat de toestand bij Kaaphoofd echt verslech terd was, ja, deze was na de keileemstortingen van 1953 en de oeverbezinkingen van de jaren daarop zelfs ver beterd. Dat betekende natuurlijk niet dat men met de armen over elkaar kon blijven zitten. Moest er toch ter beveiliging van het polderlandschap van Noord-Hol land een tweede stormkering komen dan noemt het rapport - zonder veel enthousiasme - een drietal tracés.172 Maar nog belangrijker was dat de Deltawet, aangenomen op 8 mei 1958, een totaal nieuwe aanpak van de kustverdediging aankondigde. De hoogte van de Helderse Zeewering zou volgens de nieuwe wettelijke normen op sommige punten ongeveer 10 m NAP moe ten bedragen, waarmee het idee van een toch beschei den inlaagdijk werd verlaten. Overigens werd reeds in september 1957 onder andere in het dagblad Trouw gewezen op de mogelijke consequenties van een der gelijke dijkverhoging voor Den Helder. Als die aan de binnenzijde zou plaatsvinden - dat was wegens de grote diepte veruit het goedkoopste - waren de kort tevoren gereedgekomen flats achter de Zeewering, het militair tehuis, het zwembad et cetera tot de sloop gedoemd.173 Het Deltaplan174 Zoals gezegd had de stormvloed van 1953 duidelijk gemaakt dat er ook in Noord-Holland heel wat aan de kustverdediging diende te gebeuren, aan duinen zowel als dijken. Voor de Studiedienst van Rijkswaterstaat in Hoorn een schitterende gelegenheid wederom zijn waarde te bewijzen. Leidraad hierbij waren de rappor ten van de Deltacommissie waarvan in 1960 het eerste verscheen. De gevaarlijke zeearmen in Zeeland moes ten worden afgedamd, bij de Lauwerszee verdiende het aanbeveling de lengte van de dijk te verkorten, terwijl langs de hele Nederlandse kust zeeweringen een veilige hoogte en zwaarte moesten krijgen, afcankelijk van de gemeten oploop van het water. De voorbereidingen voor de dijkverbeterin- gen rond Den Helder vereisten veel tijd. De dijk moest namelijk veel hoger en zwaarder worden. Dat bete kende ook een veel bredere voet. De keermuur werd volkomen onvoldoende beoordeeld om een superstorm te doorstaan. 'Juist bij een flinke golfaanval, waarbij de verticale muur afwisselend aan een horizontaal gerich te druk- en trekkracht is blootgesteld, is het verre van denkbeeldig dat de muur bezwijktoordeelde de Stu diedienst.175 Ook de Verlengde Helderse Zeewering had veel te lijden van het sterk aanstromende Schulpengat en vereiste vergaande uitbreiding met zinkstukken aan de voet van de hoofden.176 Belangen177 De te verwachten dijkverhoging raakte veel belan gen. De Helderse Zeewering 'omarmt' als het ware 167 Mededeling W. van der Ham n.a.v. idem (2003), 280 e.v., waarvoor dank. 168 NHA, tg. 354 inv.nr. 959. 169 Ibidem, brief 31-12-1953, nr. 13386. 170 Ibidem, brief hoofding. Heijblom, 1-1-1956. 171 NHA, tg. 354, inv.nrs. 973, 986. 172 HHNK, bibliotheek, Nota Studiedienst RWS Hoorn,. 30-3-1957. 173 RAA, AGDH inv.nr. 9007. 174 Navolgende grotendeels gebaseerd op NHA, tg. 354 inv.nr. 960-962. 175 HHNK, bibliotheek, Nota 59.8 Studiedienst RWS Hoorn nr.2 ('Verhoging Helderse Zeewering'). 176 Ibidem, Nota 62.9, sept. 1962. ('Uitbreiding bezinking Hoofd 1.4'). 177 Deze paragraaf gebaseerd op NHA, tg. 354, inv.nr. 961 met veel gegevens over de jaren 1963-1980. DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750 73

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2013 | | pagina 74