pS
"t p-V .V.
W Ssfty/Mffi "Zptö&isk
fL -A -"jfi0j/T- - V*S sjm
/jC^< JWs*h&- w&
i r 4 a ys -MJW
y&'/jr
L-a-C- -
',-Y
- - i <tr^ A\ V
J /X/'? '"n --- 4 1
US /W/j
r- J- X'S'
Ontwerpen (nrs. 1-3) voor de inlaagdijk achter Kaaphoofd, 1953. Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland, arrondissement Alkmaar. HHNK, bibliotheek.
Verrassend voorstel: inlaagdijk achter
Kaaphoofd?
Herinnerend aan oude, reeds lang gepasseerde tijden,
was het idee om de kustverdediging voor Huisdui
nen totaal anders aan te pakken: door middel van
een inlaagdijk achter de zeewering! Naar het oordeel
van deskundigen stond de Helderse Zeewering bij
Kaaphoofd er onverantwoord slecht voor. Alhoewel
het Marsdiep daar na 1910 niet dieper was geworden,
verplaatste het Schulpengat zich sinds 1932 zo sterk
richting kust, dat de oevers groot gevaar liepen, mede
doordat de vloedstroom in kracht was toegenomen.
Al in 1947 werden door hoofdingenieur-directeur
T.H. van Wisselingh plannen geopperd de zeewering
terug te nemen. Ook voor de provincie Noord-Holland
was er alle reden de wenselijkheid te onderzoeken van
een tweede waterkering ten noorden van Huisduinen
en wel met het karakter van een inlaagdijk. Verrassend
was dat idee zeker: in geen tweehonderd jaar waren er
meer inlagen aangelegd. De plannen circuleerden in de
top van Rijkswaterstaat. Naar de mening van de zeer
invloedrijke hoofdingenieur Johan van Veen, de be
kende 'vader van het Deltaplan', diende men voorzich
tig te handelen en zeker niet het in zee uitspringende
Kaaphoofd afvlakken. Zo'n gestroomlijnde kust tussen
Den Helder en Huisduinen veroorzaakte in zijn ogen
een nadere uitdieping van het Schulpengat.167
Na 1947 zijn verschillende onderzoekingen
verricht naar de ontwikkeling van de geulenstelsels in
het totale gebied tussen Huisduinen en Oudeschild. De
studiedienst van Rijkswaterstaat in Hoorn bracht tussen
1950 en 1957 een vijftal rapporten uit. De stormvloed
van 31 januari 1953 accentueerde de urgentie het
probleem ook daadwerkelijk aan te pakken. Kort na
de watersnoodramp startte zo op 13 april 1953 een
briefwisseling in de top van Rijkswaterstaat die met
een onregelmatige regelmaat tot 1958 geduurd heeft.168
Uitholling van de onderzeese oever ter weerszijden van
Kaaphoofd had bijvoorbeeld als gevolg dat op enke
le plaatsen het buitenbeloop van de dijk zo steil was
geworden dat er een helling was ontstaan van 1 1H.
Het ergste stond te gebeuren, vreesde men: een dijk
doorbraak met alle gevolgen van dien voor Huisduinen,
Den Helder, en eigenlijk de hele Kop van Noord-Hol
land tot aan de Zijperdijk. Zelfs de veiligheid van heel
Nederland kwam in gevaar als de slagkracht van de
marine (midden in de Koude Oorlog!) in gevaar kwam.
Tegengaan van de te verwachten afschuiving zou jaren
in beslag nemen, zodat een inlaagdijk op zeer korte
termijn verre te prefereren was. Men dacht in eerste
instantie aan een tweede dijk achter de eerste met een
kruin die daarmee overeenkwam, namelijk 8 m NAP
72
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750