pen; die hadden toch geen functie meer.161 Een nieuw
station bij de Vijfsprong verving het oude in de bin
nenstad. Een echt hart kreeg Den Helder niet. Plannen
hierover verschenen pas veel later, in 2012. Aan de dijk
moesten twee groepen van respectievelijk drie en vier
hoge flatgebouwen worden geplaatst (met de rug naar
de zee) en Huize Tijdverdrijf, een marineclubgebouw.
De uitbreiding van de haven met voorzieningen volgde
in 1949, een geweldige verbetering, met een bijna elf
meter diepe zwaaikom van meer dan een halve kilome
ter in doorsnee.
Wat de zeewering zelf betreft: vóór de kust
konden tussen 1942 en 1946 geen normale peilingen
worden verricht. Pogingen in die richting moesten na
de bevrijding al heel gauw worden gestaakt 'omdat op
en nabij de laagwaterberm honderden betonnen jukken
[piramidevormige betonblokken] benevens eenige met
springstof gevulde bakken door de voormalige bezetting
waren achtergelaten'.162 Gelukkig had de zeewering de
oorlog overleefd, al waren de koppen van onder meer
het Noorderhoofd en Kijkduinhoofd door ondermij
ning weggezakt en, zo bleek bij onderzoek, was er
heel wat rijshout volledig door de paalworm wegge-
knaagd. Ten westen van Kaaphoofd was de toestand
'onvoldoende tegen stroom en storm beveiligd'. Daar
waren vergaande maatregelen nodig. Ook diende de
laagwaterberm opnieuw beschermd te worden omdat
de bestorting bij storm geregeld in beweging kwam en
de steen langs het steile boventalud de diepte in ging.
Aan het Noorder- en Noordduinhoofd moesten de
zinkstukken en kraagstukken, die daar voor het laatst
in 1932 en 1937 waren gelegd, worden vervangen of
aangevuld. De oude waren ernstig door de paalworm
aangetast. In totaal werd de dijk gedurende de eerste
zeven jaar na de oorlog met 47.000 vierkante meter aan
nieuwe zinkstukken versterkt.
Naar het voorbeeld van de Zuiderzeewerken
werden ten westen van Kaaphoofd de eerste bestor-
tingen van keileem aangebracht, maar dat ging niet
zonder problemen: bij lodingen direct na de storting
werd er niets van teruggevonden! Vanwege de gunstige
ervaringen bij de Afsluitdijk is men er in 1954 en 1958
ten oosten van Kaaphoofd toch mee doorgegaan.163
Keileem blijkt bruikbaar als het beloop maar vloeiend
genoeg is, niet steiler dan 1 4, en alles goed wordt
afgedekt met een mengsel van 20 procent bitumen,
7 procent vulstof, 20 procent grind, 35 procent ri
vierzand en 18 procent duinzand; bovendien moet de
stortsteen goed worden vastgelegd. Er werd in totaal
250.000 kubieke meter keileem in deze jaren in overleg
met de Zuiderzeedienst ten behoeve van de Helderse
Zeewering gedolven in het Amstelmeer.
En toen sloeg in de nacht van 31 januari op
1 februari 1953 het noodlot wederom toe. Zeeland,
de Zuid-Hollandse eilanden en West-Brabant werden
ongemeen getroffen. In onze regio begaf alleen op
Texel de zeedijk van de polder Eendracht het en waren
er zes slachtoffers te betreuren.164 In de buurt van
Groote Keeten brak de zee door de zeereep. Er dreigde
een gevaarlijke situatie door een lekkende duiker waar
mee het Botgat onder de Koegraszanddijk op de polder
't Hoekje afwaterde. Enkele hectaren kwamen onder
water, maar de lekkage werd tijdig, zij het provisorisch,
gestuit. Naderhand rezen er in Den Helder nog wel
twijfels over de toestand bij het Botgat. In december
1956 werd er door B en W bij de gemeente Callantsoog
geïnformeerd naar de sterkte van de zeewering aldaar.
Uiteindelijk ging er in mei 1957 een gezamenlijke brief
van de colleges van B en W van de gemeenten Den
Helder en Callantsoog en het polderbestuur van Het
Koegras naar de minister van Verkeer en Waterstaat.
Die reageerde geruststellend.165
De Helderse Zeewering doorstond de storm
goed. Maar wel heeft zich in 1953 ten zuiden van
Kijkduin een ontwikkeling voorgedaan die ook bij
Camperduin aan de zuidzijde van de Hondsbossche
was geconstateerd: het verschijnsel namelijk dat
het zeewater achter de dijk naar binnen dreigde te
stromen. In vaktermen gesproken: er dreigde 'achter-
loopsheid' van de dijk. De 'harde' dijk was, zij het in
beschadigde vorm, op zijn plaats gebleven, maar de
'zachte' duinenkust was zwaar aangetast. De druk op
de kust was precies op die plaats toegenomen waar
de laagwaterlijn aansloot bij de duinen. De dijk kreeg
daardoor net als de Hondsbossche een vooruitgescho
ven ligging, een gevaarlijke kaappositie. Dit proces, dat
in een gematigde vorm niet onbekend was, nam door
de stormvloed in korte tijd dreigende vormen aan.
Rijkswaterstaat heeft met herstelwerkzaamheden niet
gewacht tot de Deltacommissie - ingesteld 18 februari
1953 - met zijn definitieve rapport kwam. Er werd nog
in hetzelfde jaar mee begonnen, vóórdat het stormsei
zoen intrad. Onder andere heeft men toen de coupures
in de keermuur gesloten. In 1955 werd de (harde) dijk
naar het zuiden verlengd en droeg voortaan de naam
Verlengde Helderse Zeewering.166
160 Kader gebaseerd op Bremer (2007) nr. 54; Thijssen (2003), 13-14; NHA,
tg. 355, inv.nr. 931, 'Stormschade Helderse Zeewering 1953' en brief nr.
984.
161 De Raad en Koolwijk (2007), 408-412.
162 Veel gegevens ontleend aan NHA, tg. 354 inv.nr. 957, betr. onderzees beloop
1952.
163 HHNK, bibliotheek, Rapport Studiedienst RWS Hoorn, 26-3-1959.
164 Thijssen (2003), 13-14.
165 RAA, AGDH inv.nr. 9007.
166 HHNK, bibliotheek, Nota Studiedienst RWS Hoorn nr. 54.1, jan. 1954
(advies verlenging Helderse Zeewering); idem 59,9 nr. 4.; Vgl. Jongenelen
(1963), 116/117.
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750
71