AANBESTEDING. nimsTEHiE n\ mruisrui. m\w;i c\ mjveimihd. dat dicht langs den oevergroote diepten van 20 tot 30 Meter onder NAP bestaan met een vrij steil onder zees beloop dat door de krachtige getijstromen vooral bij langdurige stormperioden wordt aangetast op de plaatsen die daartegen niet voldoende zijn beschermd door zinkstorting of zwaar stortsteen'.123 De jaarlijkse onderhoudskosten van voorheen 25.000 gulden waren in 1909 al verdrievoudigd. Maar waar kwam dat plotselinge 'vrij steile beloop' door die 'krachtige getijstromen' dan wel vandaan? Continue observaties gaven een sluitend antwoord: 'Tussen 1874 en 1896 is de aanval van de stormvloed- golven op de zeewering bij Kaaphoofd beduidend toegenomen tengevolge van de oostwaartse verplaatsing van de zandbank Onrust, die thans aan het zuider- strand van Texel vastligt. De beschutting welke deze hoge zandplaat vroeger bij noordwester storm gaf, is daardoor verloren gegaan. Mogelijk gaat dat weer verbeteren als na verloop van tijd één of meer nieuwe platen in zee ontstaan; en daarop schijnt te wijzen een branding welke tegenwoordig bij ruw weer in zee wordt waargenomen. Maar de berichten hierover zijn nog te vroeg'.124 Dat laatste werd in een rapport van 1927 door zijn opvolger W.G.C. Gelinck verder uitgewerkt. Ten zuid westen van de Onrust was inmiddels een brede geul ontstaan, het Molengat. Verder was zich een nieuwe zandplaat aan het ontwikkelen. Met andere woorden, de Razende Bol kondigde zich aan. Hoe die zich in de toekomst zou gaan verplaatsen was toen nog niet te zeggen.125 Die afwisseling van afslijping en aanwas werd dus veroorzaakt door de continue verplaatsing van zandbanken die voortdurend de stromingen van baan deden veranderen. Afslijping, als het zeegat zich vernauwde, en aanwas, wanneer er een zekere balans was bereikt. Peilingen die met name ter hoogte van Kaaphoofd en Kijkduinhoofd werden verricht, leken dit te bevestigen. Maar hoe betrouwbaar waren deze gegevens? Peilingen leverden vaak heel verschillen de uitkomsten. Die van 1890 en 1891 bijvoorbeeld toonden grote verdiepingen aan, terwijl de peilingen tussen 1892 en 1898 weer gunstiger uitvielen. De cijfers van 1901 waren positief, die van 1902 negatief. Ook verschilden de peilingen in het voorjaar van 1905 sterk met die van voorgaande jaren. Buiten dat waren voorjaarspeilingen meestal ongunstiger dan die in het najaar. 'Verdiepingen' werden afgewisseld met 'veron- diepingen'. Met andere woorden, de zeebodem was constant in beweging. Zo liet de voorjaarspeiling van 1908 een kleine verdieping zien; maar niet zo sterk I' IIII V I C 11! KOOIflMIOLi.im Op Donderdag, H April 1904, dos voormiddag* tea II «reT zal, under goedkeuring miii den Minister mui Watersloot. Humid en .Nijverheid, door den (Irtiimiksitris der Kuningitt iti Je proviiiiw \nord-Hol lando|, hij zijne afwezigheid, door ten der leden van de liedepul eerde Stalen, en in bijzijn van den Hoofd- ingenicur-lKrfclnir van den Hjjjks-Waters Laid in de LhJe directie, aan het ge bouw van hel PróvJociael I test uur Ie Haarlemworden aan besleed Jlcl ktld L-. «n ripL lil 31 ilmrl IUÜ| (ff Icxtng ami hel grlxxiw nu bel Jllnitlrftr van WalrnUat. tlkixld tv Nijver*eM sail ilr luhaka drr lYoVilKialf Itr.Muxrn, ra x voorn up frnan, iviitnigflogen in-nring ill* ami Jrn voel dmirvaii vormelilr Inslfa, I#. Iic-huincn luj ,|r llfnu (rflinifdfn VwlluKV, iHiolUioivlrJof S|ini o'- Sm |f 'ïGnwniiagt ril Jour h»rr lil**JmkiHa»t m do vfMiriktinnli' Kfiiirfalra ilr* RijLv. .Ndilrre Mk&lingcn *ija Ie bdonra 1«J 4c« llüötdiajfrairur-Wrodcur kr.wt, Ir Iharfcm. Jro Ir^oamir Hinfuwn 1c Allimar en &ta Op&rhlrr Kuinii Ir IfrUw Ih nol* t*ii ioliriilinjcii lifil up Jï.iinWiJjj 7 ra ZMrriUfi a April Irr inrngr bij dm OpddMtr Haooriu If IIHdrr, VrlraiuJujn-ia Itaut )<Mlt. Bekendmaking van de aanbesteding van dijkwerk aan de Helderse Zeewering op 14 april 1904 te Haarlem door Rijkswaterstaat provincie Noord-Holland. Collectie HHNK. als in vroegere jaren, terwijl bij diezelfde peiling de zeebodem ten zuidwesten van het Noordduinhoofd beduidend ondieper bleek te zijn geworden. Nog steeds geen dijkverhoging Bij een zware storm van 27 op 28 januari 1901 werd niet minder dan 1690 vierkante meter zetwerk tussen Kaaphoofd en Landskeet beschadigd, zelfs op plekken die in de winter daarvoor al tweemaal waren hersteld. Tijdens een stormvloed op 2 februari 1902 bereikten de golven tussen Kaaphoofd en Landskeet de dijk- kruin over een breedte van 15 meter, nota bene bij een waterstand van (slechts) 70 centimeter boven volzee. Een jaar eerder was het water bij een stand van 1,20 meter boven volzee zelfs over de dijk gestroomd. De ontwikkelingen bij de 'zachte' duinkust ten zuiden van Kijkduin waren mogelijk nog alarmerender: regelma tige controles wezen uit dat daar tussen 1845 en 1908 de zeereep - dat wil zeggen de laatste rij duinen - op sommige plaatsen tussen de strandpalen 15 en 18 tot 91 meter was achteruitgegaan. Daarom moest bij voorbeeld in 1905 het laatste duin aan de binnenzijde worden verzwaard. Plannen om de dijk te verhogen waren er wel en werden voor enkele delen toegepast. Maar de realisering stagneerde voor het gedeelte tussen de batterij Vischmarkt en de Windwijzer. En juist daar zou het er in 1916 om spannen. Van militaire zijde 54 DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2013 | | pagina 55