rv SS 'n Tekening te bouwen 'opzigter Keet* met vergaderkamer voor de directie te Nieu- wediep, 1844. NHA, collectie Rijkswater staat, kaarten voor 1850. Inventaris dijksmagazijn in 1868108 In verband met de overgang van provinciaal beheer naar Rijkswaterstaat werd een inventaris opgemaakt van de gereedschappen en materialen die in 1868 in de magazijnen aan de Helderse zeedijk aanwezig waren. Voor noodsituaties, peilingen en steenstortingen waren nodig: 6 noodzeilen van gemiddeld 18 el lang en 10 el breed, 28 zeilankers, 11 ijzeren pennen, 27 steentangen (waaronder één grote), 202 brik- of puinmandjes, 2 plechtgaarde met 3 bakens, 2 meetlatten van 5 el, 2 ijzeren grondboren, 1 peillijn van 56 el, 2 peilloden, 1 distantiepeillijn van 300 el, 1 balans met 2 schalen,1 unster met schaal, bak en gewicht, 6 lantaarns met hoornen ruiten, 3 ladders, 16 ijzeren gewichten van 50 pond, 22 gewichten van 28 pond en 10 van 12,5 pond, 8 van 8. 1 oude reep of touw van 168 el en dik 72 garens, 8 stukken touw van tezamen 416 el. Verder lagen er nog gereedschappen en werktuigen behorend bij de peilput of nodig voor het schoonmaken van buizen. De opsomming eindigt met de waarschuwing: 'Al deze gereed schappen en werktuigen moet de aannemer in de magazijnen zindelijk en in goeden staat opgeborgen, onderhouden'. woedde er zelfs een orkaan met een ongekend lage barometerstand van 977 millibar. In het Verslag aan de koning over 1862 werd weer melding gemaakt van be- stortingen. Bij het onderhoud van de onderzeese oever was 620 last zware basalt gebruikt, 600 kubieke el brik, terwijl er nog eens 140 last basaltzetsteen was geleverd en 500 kubieke el brik. Alles tezamen voor 11.825 gulden. Er werden geen veranderingen in de diepten gepeild. Optimisme dus. Ook de volgende twintig jaren meldden de Verslagen geen bijzonderheden. Misschien was men wel zo tevreden omdat het basalt zo goed beviel. Dat kwam nu vanuit Duitse steengroe ven in grote hoeveelheden beschikbaar. Maar duur was het wel, in 1866 telde de provincie 413.080 gulden neer voor alle zeeweringen benoorden het IJ en voor de Waddeneilanden, die met uitzondering van Ame land en Schiermonnikoog tot 1942 bij Noord-Holland behoorden, nog eens 121.983 gulden.109 Van provinciaal beheer naar Rijkswaterstaat Als uitvloeisel van Thorbeckes provinciewet staakte in 1852 het Rijk de vergoedingen die het sinds 1819 aan de provincies verstrekte voor het onderhoud van de hun toegewezen Rijkswerken.110 Thorbecke liet vervol gens in februari 1864 de provinciale besturen weten dat de landelijke waterstaat zou worden gereorgani seerd. Het Rijk had zijn aan de provincies 'uitgeleende' ingenieurs zelf hard nodig voor de vele belangrijke werken die op stapel stonden: verbetering en kanali sering van rivieren, uitbreiding van het spoorwegnet, de bouw van rivieroverspannende bruggen, mijnbouw, havenwerken en betere verbindingen van Rotterdam en Amsterdam met de zee. Thorbecke gaf de provincies in overweging eigen waterstaatkundige diensten op te zetten. Die moesten naast het toezicht op de wer ken van de waterschappen het beheer en onderhoud krijgen van de provinciale vaarwegen (en later de verkeerswegen).111 Gelderland en Groningen maakten daar in 1864 meteen werk van; Noord-Holland, waar de ondersteunende rol van het Rijk met het Noord- hollandsch Kanaal en het nieuwe Noordzeekanaal altijd veel groter was dan in de landgewesten112, kwam helemaal achteraan: eerst in 1881 kreeg het zijn Provinciale Waterstaat, het jaar waarin een volledige scheiding intrad van Rijks- en Provinciale Waterstaat. Het was voortaan de provincies niet meer toegestaan voor eigen doeleinden gebruik te maken van de 44 DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2013 | | pagina 45