Vogelvlucht gezicht op Noord-Holland met het nieuwe Noordzeekanaal en het oude Noordhollands Kanaal. Kleurenlitho door de gebroeders Reimeringer, uitgave F. Buffa en Zonen, Amsterdam, ca. 1880. NHA, collectie prenten en tekeningen gemeente Velsen. en Wijkermeer - plannen waar de omliggende water schappen heftig tegen protesteerden - het uiteindelijke bestek voorzag in een breed en diep scheepvaartka naal, uitgespaard te midden van inpolderingen, met sluizencomplexen in het nieuwgevormde IJmuiden en de Oranjesluizen in de afsluiting van het oostelijke Buiten-IJ. Een aantal zijkanalen zou Zaan, Nauerna- sche Vaart en Spaarne met het nieuwe Noordzeekanaal verbinden. In 1876 kwam alles gereed. De voordelen voor Amsterdam bleken al direct; de Helder had het nakijken. Passeerden in 1874 nog 1.470 schepen de Koopvaardersschutsluis, vijf jaar later waren er dat nog slechts 372. De bloei van de Helder als koopvaardijha- ven was voorbij, al is er de eerste jaren nog redelijk veel hout gelost. Maar de Engelse steenkool ging direct via het nieuwe IJmuiden. De Helderse bevolking nam in de drie jaren tussen 1877 en 1879 met 17% procent af, dat wil zeggen met 3.873 personen. Slechts dankzij de visserij en de Marine werd de noordelijke havenstad geen dode stad. Onwrikbaar bestand tegen de stroom? Dijkgeschiedenis 1851-1876 Net als in voorgaande jaren was de provincie ook nu weer erg tevreden over de toestand van de dijk, zo zelfs, dat de Helderse Zeewering de eerste vier jaren na 1850 niet eens wordt genoemd in de Verslagen over de openbare werken die GS jaarlijks aan koning Willem III richtten.105 Stormvloeden veroorzaakten weinig schade en de toestand van de dijk werd constant als bevredi- gend beoordeeld. Eventuele beschadigingen en afschui vingen van steenstort werden jaarlijks adequaat hersteld. Aldus na de storm van februari 1854, toen op zeven verschillende plaatsen tezamen 925 vierkante el of meter steenglooiing los en uit elkaar waren geslagen. En in 1856 toen de koppen van de hoofden beoosten de Oude Helder over 546 vierkante ellen werden beschadigd. Maar de diepten voor de dijk waren niet toegenomen, op sommige plaatsen zelfs verminderd, zo lieten de peilingen zien. Dat laatste klinkt niet erg waarschijnlijk: een jaar eerder was geconstateerd dat de diepten in het Marsdiep 'langzamerhand op de meest uitstekende hoe ken van de zeewering de kust naderden'.106 Toch bevestig de de provincie in 1861 met tevredenheid: 'De zware steenstortingen sedert een reeks van jaren uitgevoerd en door jaarlijksche bijstorting naar behoren onderhouden, maken de onderzeesche oever langs de Heldersche kust onwrikbaar bestand tegen de hevig daar langs strijkende stroom'.107 Dit ondanks herhaald zwaar weer in de onstuimige jaren zestig. Op 14 november van datzelfde jaar 1861 104 Kader gebaseerd op Van Heusden (1977), 95, 96; Oemraw (1984), 15, 16, 22; Van Loo (2002), 137; Hayward (1853); over Zwanenburg: Buisman 2006) dl. 5, 612; over Van Swinden: Rutjes (2013), 21. 105 NHA, tg. 18. 106 Ibidem, inv.nr. 130, p. 401. 107 Ibidem, inv.nr. 38, p. 393. DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750 43

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2013 | | pagina 44