■/uuRTORSfi, DEN HÉLDER
De Lange Jaap. Ansichtkaart uitgave Ib.N. Prins, Den Helder, eind
negentiende eeuw. Collectie Helderse Historische Vereniging.
zich naar de Helder zouden verplaatsen, de gunstig
gelegen 'voorhaven in het Noorden', was slechts ten
dele gegrond. De hoofdstad werd niet een dode stad.
Van de gevreesde verplaatsingen is namelijk weinig
terecht gekomen, hoe hoog de verwachtingen in het
noorden ook gespannen waren. Na opheffing van het
onvrij territoir merkte men in de Helder al snel dat
Amsterdam bezig was met een Noordzeekanaal. Daar
om werden door particulieren ook geen grote inves
teringen gedaan in de noordelijke havenstad: Helder
was en bleef een doorgangshaven zonder eigen handel
of industrie; alleen werden er enkele kleine rederijen
voor de houtvaart gevestigd.100 Maar de scheepsbewe-
gingen waren uitstekend. Het jaar 1871 (midden in de
Frans-Duitse oorlog) was een topjaar met 662 inkla
ringen; in 1853 waren er dat nog slechts 61 geweest.
Het aantal zeeschepen dat de Koopvaardersschutsluis
passeerde, steeg van 6.650 in de periode 1851-1856,
gemiddeld dus 1.108 per jaar, naar 14.736 gedurende
de jaren 1867-1876, gemiddeld 1.473. De helft daarvan
was bestemd voor Amsterdam. De steeds groeiende
scheepvaart verschafte vele handen werk in de ha-
ven. De bevolking nam tussen 1851 en 1876 toe van
10.598 naar 21.363. De Helder werd daarmee de derde
gemeente in Noord-Holland. Haar betekenis kreeg in
1877 bevestiging in een nieuwe, 64 meter hoge gietij
zeren vuurtoren, de hoogste in Europa, opgebouwd in
het Oude Land bij Huisduinen en meteen al gemoede
lijk de Lange Jaap genoemd.101
Maar ook Amsterdam zat niet stil. Amper was
de Helder in 1851 bevrijd van de knellende bepalin
gen van het laad- en losverbod, of de gemeenteraad
van de hoofdstad stelde een eerste onderzoek in naar
de mogelijkheid van een kortere verbinding met de
Noordzee. In 1860 werd een wetsontwerp dienaan
gaande ingediend. Maar voorlopig was het Nieuwediep
een druk bevaren koopvaardijhaven.
'Holland-op-zijn-smalst' doorgraven:
Den Helder onder druk102
Het Noordhollandsch Kanaal, Blankens schepping, hoe
vernuftig ook in zijn tijd, bleek niet alleen voordelen op
te leveren. Voordat men het kanaal aan de Helderse kant
bereikte moesten eerst de gevaarlijke Haaksgronden
worden gepasseerd. Menig zeeman vond daar zijn graf.
En wie eenmaal de drukbevaren koopvaardijhaven van
het Nieuwediep achter zich had gelaten, kwam terecht
in een lange, bochtige vaarweg. En al kreeg het Nieu-
wediep in 1861 een nieuwe Koopvaardersschutsluis, de
mogelijkheden tot averij bleven te over: oponthoud bij
de sluizen aan het begin en einde van het kanaal, ver
tragingen door de achttien bewerkelijke vlotbruggen, te
lage dijken die snelheidsbeperkingen inhielden, tijdro
vende sleep- en lichterdiensten en 's winters hinderlijke
ijsgang. Voorts was Amsterdam voor binnenkomende
schepen een dure haven, mede door de inmiddels sterk
gestegen kosten van de kanaalvaart. Het grootste pro
bleem voor Amsterdam was echter de concurrentie van
de stoomvaart die in het midden van de negentiende
eeuw de zeilvaart ging verdringen. Voor stoomzeesche-
pen was het Noordhollandsch Kanaal niet geschikt. Die
schepen kwamen niet verder dan de Helder of weken uit
naar Rotterdam.
Over een betere verbinding van Amster
dam rechtstreeks met de Noordzee door een kanaal
dwars door de zes kilometer brede duinen bij Velsen,
meestal aangeduid als 'Holland op zijn smalst', is in
deze jaren heel wat afgepraat en geschreven. In het
eerste nummer van de Nieuwe Courant van De Helder,
Nieuwediep, Willemsoord, enz. van 1 juni 1861 nam
een verontwaardigde Nieuwedieper het op voor zijn
stad. Hij had in het Algemeen Handelsblad van 7 mei
een ingezonden stuk aangetroffen van iemand die
smalend schreef over het Schulpengat, dat al groten
deels verzand zou zijn. Onze Nieuwedieper stelde daar
tegenover:
40
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750