M', iHï Gezicht op de haven van het Nieuwediep vanaf de rede in de bloeiperiode van de Helderse haven. Links dient de nieuwe tijd zich aan in de vorm van een stoomraderboot. Kleurenlitho door P. Blommers naar J.C. Leich, uitgave J.C. Loman Jr., Den Haag, ca. 1870. NHA, collectie prenten en tekeningen Provinciale Atlas. Duitsche Steen; en tot de herstelling van den Steeng- looying volgens het voormalig beloop, per strekkende el 1,3 L. Briksteen en 3,8 L. Noordsche Steen. Dus voor de 300 el lengte van paal 81-93: 4800 L. Duitsche Steen; 510 L. Briksteen; 1140 L. Noordsche Steen'. Vooral de laatste steensoort en dan met name die uit Stavanger vond hij 'zeer beste', en zelfs 'uitmuntend goede steen'. De steen werd gelost op de Kaai van het Nieuwediep of aan de Steiger bij Helder en met wagens naar het depot in het Landshok vervoerd. Op 5 augustus 1834 noteerde hij voor de eerste keer de aanvoer van Duitse zuilenbasalt. En voor inspectie doeleinden werd in 1834 een dijkrijtuig gekocht bij de firma H.W. Happé en E. Visser te Amsterdam. Kosten 1.900 gulden. Van der Sterr heeft in zijn jaren geregeld nieuwe dijkprofielen getekend om daarin de ligging van steenstortingen aan te duiden. Zijn tekeningen uit de jaren 1834 tot 1860 waren zo nauwgezet, dat ze nog in 1927 dienst deden in de voorbereidingsfase voor de te bouwen grote keermuur. ONDER LIBERAAL REGIME (1849-1916) Nieuwe rol van de koning; economisch liberalisme Dan breekt in 1848 overal in Europa de revolutie los. Willem II, bang dat de februari/maartrevoluties uit Frankrijk en Duitsland zullen overslaan naar Amster dam en Den Haag - er zijn al relletjes gemeld - gaf Thorbecke opdracht een liberale grondwet te ontwer pen. Deze had zijn schets al vier jaar gereed liggen, zodat reeds in april de nieuwe grondwet in de Kamers kon worden behandeld en geaccordeerd. Misschien wel het allerbelangrijkste artikel van zijn grondwet was de politieke onschendbaarheid van de koning. Weliswaar bleef de vorst lid van de re gering, maar hij was niet langer aansprakelijk voor het beleid. Het waren de ministers die de feitelijke regering gingen vormen en zich moesten verantwoorden tegen over de (rechtstreeks gekozen leden van de) Tweede Kamer. Ook de rol van de koning als oppertoezicht- houder over de waterstaat verviel nu aan de minister. Het toezicht van provinciewege op de waterschappen werd nu zeer duidelijk vastgelegd; de rechtsmacht was hun al in 1841 ontnomen, maar ze behielden de bestuurlijke autonomie. Daarmee werden ze expli- 38 DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2013 | | pagina 39