1825, een 'vergeten' watersnood90
Voor alle gebieden rond de Zuiderzee en grote delen van
westelijk, centraal en noordelijk Nederland was 1825 een
rampjaar. De Zuiderzee liep op 3 februari hoog op. Water
land, de Zaanlanden en de Zeevang stroomden vol, om over
Friesland en Overijssel maar te zwijgen. Helder kroop door
het oog van de naald. Het water sloeg over de dijk en stroomde
de straten binnen ter hoogte van fort Vischmarkt. Doordat de
dijk aan de binnenkant werd aangetast dreigde een doorbraak.
Burgemeester Jan in 't Velt riep de hulp in van alle burgers;
er werden noodzeilen gelegd en langs de hele dijk kwamen
met aarde en mest gevulde bekistingen. Noodmateriaal lag
opgeslagen in Kolhorn, maar helaas, het was elders nodig.
Een tweede vloedgolf op de ochtend van 4 februari kwam niet
over de dijk, maar sloeg wel grote keien uit de zeewering en de
batterij De Unie. De problemen in het zuiden van de provincie
bleven lang onopgelost; de bestrijding van de watersnood liet
daar veel te wensen over: Jan Blanken weigerde uit angst voor
beschadigingen de Nieuwedieper sluizen van 'zijn' Noord-
hollandsch Kanaal open te zetten en raakte daardoor in een
fundamenteel conflict met de koning zelve. Ook de water
schappen faalden. Desondanks wisten ze hun zelfstandigheid
te behouden, al kwam het in Noord-Holland eindelijk tot de
oprichting van de Vereeniging van de Noorder IJ en Zeedijk,
een vorm van samenwerking waar men overigens alle kanten
mee uit kon.
Kaartje van het in 1825 overstroomde gebied op Texel en Wierin-
gen. Den Helder bleef op het nippertje gespaard. De dijk van de
Wieringerwaard bleef insgelijks op het nippertje behouden. Op
Texel kwam het water tot bij Den Burg. De reddingsboot voer af
en aan over het ondergelopen gebied. In Den Oever op Wieringen
moest men naar zolder vluchten. De muren van diverse huizen
stortten in en de koeien stonden tot over de buik in het water.
Overgenomen uit Beijer (1826).
J. Goedkoop in Amsterdam, aannemer van publieke
werken, hoofdaannemer van militaire transporten,
concessiehouder van de gezamenlijke jaagdiensten langs
het Groot Noordhollandsch Kanaal en oprichter van
de bekende Amsterdamse rederij Goedkoop; J. Boven,
die ook betrokken was bij de bouw van Willemsoord;
J. Blok uit de Helder; en M.L. Plooster, aannemer van
Rijkswerken en betrokken bij de inpoldering van de
Eierlandse polder in 1835.91
Bij de uitvoering der werken had de dijkop-
zichter een belangrijke coördinerende rol. De meest
bekende in deze jaren was Cornelis van der Sterr. Bijna
dagelijks informeerde hij zijn superieuren in détail hoe
de dijk er voor stond, deed opmetingen van schepen
die zware steen en puin aanvoerden en hield het regis
ter bij van hoog- en laagwater zoals hij dat waarnam
aan de peilschaal in het Nieuwediep. Hij voorzag zijn
cijfertjes met veel bijzonderheden over weersgesteld
heid, windrichtingen en vloeden en schreef daaren
boven nog uitvoerige week- en maandrapporten.92 De
man had een voorbeeldig handschrift, zoals te zien is
in zijn bewaard gebleven brievenboeken die ontelbare
minutieuze notities bevatten van al zijn werkzaamhe-
den. Zo lezen we: 'Helder, 15 December 1832. Ik heb
op den kruin des dijks nevens het dorp den Helder nog
7,5 cub. el schulpen doen storten'. In het jaar dat volgde
op de zware Kerststorm van 1836 liet hij zijn ingenieur
weten welke materialen hij voor herstelwerkzaamheden
nodig had:
'Tot de wederaanvulling van den afgeschoven voet, onder
eene valling van 1,5 maal de hoogte zal benodigd zijn
per strekkende el (meter), 136 L[asten, 1 last 2.000 kg]
88 Resp. NHA, tg. 18 inv.nrs. 128-200 (jaarverslagen GS) en NHA, bibliotheek,
signatuur 45/401506 M (verslagen aan de Koning over de openbare werken
betr. 1850-1939).
89 NHA, tg. 18 inv.nr. 130, p. 401.
90 Over het algemene beeld, Waterland en de kwestie met Jan Blanken: Wieringa
(2010). Over de andere gebieden aan de Zuiderzee: Zeiler (2007). Over Hel
der: Van Loo (2002), 37-38. Over de Noorder- IJ en zeedijk: Lambooij (1990),
128; Streefkerk (1994), 58-60.
91 De Ploosterstraat in De Cocksdorp draagt zijn naam. De gegevens over de
aannemers ontleend aan notulen van GS over de diverse jaren (NHA, tg. 16,
inv.nrs. 4281-4294).
92 Navolgende gebaseerd op NHA tg. 355 inv.nrs. 616-639, 912 en 923, stuk 15;
tg. 16 inv.nr. 4286 fol. 510, stuk 47; inv.nr. 4289 fol. 720; tg. 156 inv.nr. 717,
rapport Haarlem 26-1-1927, nr. 545; tg. 18, inv.nr. 137 onder Held. Zeew.;
Hayward (1853).
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750
37