kleinere vaartuigen bleken nog geruime tijd de oude
Zuiderzeeroute te kiezen. Pas rond 1850 was het
imposante kanaal voor alle scheepvaart onmisbaar
geworden. Inmiddels werden de schepen steeds groter:
kolossale zeilschepen als klippers, fregatten, windjam
mers en schoeners. Misschien nog belangrijker was de
komst van grote ijzeren stoomschepen. Op dit volume
waren de Nieuwedieper schutsluizen niet gebouwd;
zelfs niet na een uitgebreide vernieuwing in 1861 van
de bestaande Koopvaardersschutsluis.83 Noodgedwon
gen moesten de schepen dan toch maar buiten de
sluizen van de Helder worden geladen en gelost!
Ondanks alle bepalingen die dat moesten verhinderen.
Nog andere factoren speelden de noordelijke haven in
de kaart. Dat waren de smokkelaars die de weg naar
het vasteland via de Helder wisten te bereiken. Ook de
vele bouwactiviteiten van de marine brachten welvaart.
Een en ander uitte zich in de toename van de bevol
king. Ondanks een zekere teruggang in de jaren veertig
groeide het aantal inwoners tussen 1818 en 1851 van
3.022 naar 11.412.84 Daarin zijn ook begrepen de
mensen van de marine.
Schepen op de rede ter hoogte van het Nieuwediep. Bij het schip rechts vooraan nemen twee lichters lading over. Links Den Helder. Pen- en
penseeltekening door J.W. Gruyter, ca. 1850. NHA, collectie prenten en tekeningen Provinciale Atlas.
De Helderse dijk in provinciaal beheer na
181985
Ook na de Franse tijd bleef de overheid zich recht
streeks met de Helderse en veel andere zeewerende
dijken bezighouden, een logisch vervolg op de ontwik
kelingen die Nederland sinds 1795 had doorgemaakt.
Dat betekende de eerste paar jaren een direct beheer
door de Rijksoverheid. Maar het vroegere gewestelijke
zelfstandigheidsstreven was met de komst van de nieu
we eenheidsstaat nog lang niet verdwenen. De matig
gevulde Rijkskas hielp de gewesten hierbij een handje.
Zo werd het in 1815 opgerichte Ministerie van Water
staat vier jaar later al weer opgeheven.
De discussie, wie het beheer over de belang
rijke waterstaatkundige werken moest voeren, bleef
in de nieuwe eeuw actueel. Was dit nu een Rijkstaak,
of lag hier, gezien de oude traditie, een opdracht voor
de vroegere gewesten? Waterbouwkundigen als Jan
Blanken en zijn jongere broer Arie pleitten voor een
centraal gezag over de belangrijke waterstaatkundige
werken. Maar zij bleken niet in staat de provincies in
hun streven naar meer invloed tegen te houden. De
organisatie van Rijkswaterstaat verkeerde bovendien
nog in een pril stadium. Vandaar dat de overheid
Rijkstaken aan de provincies wenste af te stoten; de
grondwet van 1815 hield die mogelijkheid open. Na
34
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750