Eveneens in 1802 verscheen een rapport dat nog enkele aanvullende gegevens bevat. In juli en augus tus van dat jaar voerde ingenieur A.F. Goudriaan in gezelschap van twee loodsen een inspectie uit in het Texelse Zeegat alsmede de openingen 'welke er door de Haaks mogten geschuird zijn'.60 De bedoeling was adviezen te verstrekken aan de provinciale overheid ('Burgers Raaden') en aan de hand van merktekens de precieze plaatsen te berekenen waar de tonnen voor de scheepvaart moesten worden gelegd. Merktekens waren als vanouds kerktorens aan beide zijden van het Marsdiep, maar ook bijvoorbeeld de toppen van de huizen die bij Groote Keeten juist boven het vlakke duin uitstaken, een duin dat onder zeelui bekend stond als de 'Doodkist', dit vanwege de vorm. Zuidelijk van het Kijkduinhoofd spreekt het rapport van een zand dijk. Eerst ongeveer een eeuw later, in 1897, werd de kruin van deze zanddijk onder profiel gebracht en met klei bekleed. De nieuwe, door Goudriaan aangereikte gegevens dienden te worden aangebracht op de kaart die toenmalig Luitenant ('nu Capitein') Buiskens61 in 1796 had getekend, in het 'tweede jaar der Bataafsche Vryheijd'. De gevolgen van de oorlog van 1799 bleken inmiddels nog zichtbaar. Goudriaan rapporteerde tenminste enkele beschadigingen. Onder meer bleken op de Zanddijk twee 'kapers' (kapen of baken) te zijn omgehakt. Ze waren daar evenwel onontbeerlijk, aan gezien de bevaarbare route (3U vadem62 diep) dichter bij de kust bleek te zijn gekomen dan in 1796. Ook bij de Haaksgronden signaleerde Goudriaan veranderin gen. De binnenzijde van de Haaksgronden was de wal dichter genaderd, terwijl de uitstekende punt of 'Staart' bijna geheel verdwenen was. Verder zag hij wijzigingen bij het Nieuwe Landsdiep, ja zelfs een 'verbazende toe- neeming en zuidwestwaardsche verlenging van de rug of middelplaat'. Dat zou er volgens hem op wijzen dat er door deze geul een vermindering in de aan- en afvoer van het water plaatsvond. Maar verzanding op de ene plek betekende alleen maar dat het water 'gevolglijk door een andere weg zijne doortogt' zocht. Een vierde gegeven tenslotte is van de hand van Jan Peereboom Bzn.63, vóór de komst van de Fransen algemeen Opziener van 's Lands werken en na 1795 'Generaal Opziener over s Lands Zeeweeringen in het Noorden gedeelte van het Departement Holland'. Hij stelde in 1806 een zeer uitvoerig rapport op over de werken aan de zeeweringen van Huisduinen en Helder.64 Gerepareerd waren de beschoeiingen aan de landzijde van het Nieuwediep bij het Middelhoofd. Bij de 'Jagttrap' (aan het Wierhoofd) was het krebbing paalwerk met de gestelde acht 'greine deelen' en bossen rijshout hersteld. Ook waren de 'holgezakte' stenen van de krebbing met 25 lasten (last is 2.000 kilo) briksteen aangevuld. Verder waren voor versterking van het zeeëinde van Kaaphoofd 23 lasten zwaar Noordse en 18 lasten Doornikse steen vanuit Texel aangevoerd. Wat leren ons deze gegevens? Uit alles valt op te maken dat de Helderse Zeewering in het begin van de negentiende eeuw een glooiende dijk a la Pieter Straat was, waarvan het Wierhoofd voorzien was van een door paalworm aangevreten houten bescherming; er waren stenen hoofden, beneden aan de voet was in de loop van de jaren een grote hoeveelheid Noordse steen gestort en in de buurt van Kaaphoofd was het direct dertig meter diep. Ook komen we te weten dat de uitdieping van het Nieuwediep volgens de bedoelin gen ging en dat de eb-getijgeul de neiging vertoonde in zuidwestelijke richting af te buigen en dichtbij de zanddijk was gekomen. Koning Lodewijk Napoleon en Helder Het Staatsbewind maakte in 1805 onder druk van Napoleon, die zichzelf in december 1804 tot keizer had gekroond, plaats voor het autoritaire eenhoofdig staats gezag van 'raadpensionaris' Rutger Jan Schimmelpen- ninck. Deze ruimde op zijn beurt in juni 1806 het veld toen Napoleon zijn broer Lodewijk Napoleon koning van Holland maakte. Van de in 1795 zo bejubelde volksinvloed was bijna niets meer over. Schimmel- penninck bezat als een soort dictator al meer macht dan welke stadhouder ooit voor hem en in 1806 was het met de republiek helemaal gedaan ten gunste van een koninklijk bewind.65 Onze eerste koning, een man met een bijzondere belangstelling voor de waterstaat en als eerste staatshoofd daadwerkelijk aanwezig bij rivieroverstromingen en andere rampen (zoals in 1809 bij een grote watersnood in het rivierengebied), richtte zelfs een ministerie van Waterstaat op, het eerste in de Nederlandse geschiedenis. Ook werd onder zijn bewind een landelijke dijkwet uitgevaardigd (1810). De invasie van 1799 had ondubbelzinnig aan getoond dat de Helder ook aan de landzijde een verde diging nodig had. Jan Blanken was een van de mannen die hiervoor plannen ontwierp. In 1803 werd om te beginnen rond de Oude Helder een omwalling gelegd. In 1807 besloot koning Lodewijk zelf de toestand in den Helder in ogenschouw te nemen en ter plekke met Blanken en anderen plannen te bespreken ter verbe tering van de defensie. In zijn ogen was het Nieuwe- diep buitengewoon geschikt om uit te groeien tot de 60 Goudriaan, Rapport over de zeegaten van Texel, NA, tg. 2.16.06, rapport over 1802. 61 Onbekende kaart. Is er een relatie mogelijk met de kaart die opzichter Jan Peereboom in 1796 tekende (zie noot 63)? 62 Een vadem is circa 1,8 meter. 63 Over Peereboom: Schoorl (1999) dl. 2, passim, hier vooral p. 422. 64 NA, tg. 2.1.6.06 betr. 1806. 65 Röell (1866) 68-75. DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2013 | | pagina 28