Er is deze jaren niet alleen veel vergaderd en gepraat:
belangrijk was het besluit om op de meest kritieke
punten in deze omgeving een 'pertinente peylinge'
te laten uitvoeren, met name in de diepten voor de
hoofden van Huisduinen. En wel peilingen volgens
een duidelijke systematiek; dus altijd op dezelfde
tijdstippen en bij eenzelfde getij. Afstanden en diepten
konden dan worden vergeleken en aan de hand daar
van de jaarlijkse veranderingen vastgesteld. Dankzij
de sindsdien verzamelde gegevens is het mogelijk het
stroomverloop rond de Helderse Zeewering gedurende
drie eeuwen redelijk goed te volgen. Een unieke data
bank in de wereld!
De 'rampzalige' 18e eeuw
In de Noord-Hollandse literatuur heeft de achttiende
eeuw de bijklank van ongeluk en rampspoed. Schilstra
spreekt over een 'rampzalige' eeuw en heeft daarbij
het oog op de 'runderpest, epidemieën, de furie van de
paalworm, de stormen en hoge waterstanden, schade,
zware schulden en belastingen, armoede, bevolkings
achteruitgang, oorlogen'.27 Aan de paalwormepidemie,
de complete ravage die de Teredo Navalis (paalworm)
rond 1730 aan de eindeloze paalschermen langs de
Helderse en Zuiderzee-kusten aanrichtte, wijdt hij een
groot aantal prachtige pagina's. We willen daar graag
naar verwijzen.28 Men werd als het ware gedwongen
de dijken te voorzien van een zwaardere bescherming,
natuursteen, als een glooiing vóór de wierriem.29 Dat
vereiste dure investeringen, maar het bleek over de
hele linie een effectievere, dus uiteindelijk goedkopere
oplossing voor de problemen. Het was een wijze van
dijkenbouw die meestal wordt toegeschreven aan dijk
graaf Pieter Straat van Drechterland en schoolmeester
Pieter van der Deure uit Grootebroek. Maar naar het
oordeel van Henk Schoorl was een dergelijke manier
van dijkversterking gewoon een logische oplossing
voor de problemen die zich voordeden. Ze was uit
praktische overwegingen al toegepast op de oostzijde
van de wierdijk bij de Helder.30
Rampzalige tijden. Maar was de achttiende
eeuw hierin uniek? Oorlogen, besmettelijke ziekten,
armoede, watersnoden zijn van alle tijden.31 Uniek
was de achttiende eeuw wel in een ander opzicht: in
vervolg op de vindingen uit de vorige eeuw werden op
brede schaal natuurkundige experimenten en waarne
mingen verricht. De thermometer kwam in gebruik;
Herman Boerhaave, grondlegger van de moderne
universitaire kliniek, onderzocht het verband tussen
weer en ziekte; Pieter van Musschenbroek paste voor
het eerst de regenmeter toe en legde de basis voor de
meteorologie. In burgerkringen hielden vele 'lieff eb-
bers', waaronder ook een (onbekende) inwoner van
Helder32, zich bezig met instrumentele waarnemingen
van wind, weer, waterstanden en dergelijke. Mensen
kregen plezier in het tellen en aanleggen van tabellen
en overzichten. Door die vele waarnemingen werd men
zich in de achttiende eeuw meer bewust van de aard
der natuurverschijnselen en de wetmatigheden die daar
achter staken en bracht dat tot uiting. Er werd veel over
gesproken en geschreven. Daardoor krijgen andere,
minstens even moeilijke tijden, wellicht wat minder
aandacht? De achttiende-eeuwse rampspoeden waren
er niet minder om, maar uniek?
Dure tijden
De problemen aan de Helderse dijk waren niet nieuw.
Maar er zijn van die tijden dat alles mis lijkt te gaan.
Voor Helder was dat de periode die begon in 1756.
Zware stormen, herhaalde dijkval, herstellingen die
spoedig daarop weer teniet werden gedaan. Het diepte
punt was ongetwijfeld het jaar 1771.33 Tot driemaal toe
verdwenen kort na elkaar zonder aanwijsbare oorzaak
stukken 'sufficante steengloyingen in zee. Dacht men
aanvankelijk te maken te hebben met een 'verzinkinge',
een verzakking van de dijk, spoedig bleek alles veel
ernstiger. Als gevolg van de enorm steile onderzeese
oever vielen de met zoveel zorg aangebrachte steen
glooiingen volkomen onverwacht de diepte in. Een
peiling na zo'n 'afval' wees uit:
8 Roeden34 uit de regelpalen alwaar de toon van
de steengloying had gelegen was nu een diepte van
45 voeten; 2 roeden verder 62 voeten, nog twee roeden
verder 74 voeten en al zo afgaande tot op 18 roeden uit
de regelpalen een diepte van 111 voeten
En dat allemaal bij laag water! Bij een flinke storm
kwam het water zelfs over de dijk. Gelukkig dat die
breed genoeg was; anders was het 'seekerlijk' uitgelopen
op een regelrechte doorbraak. En de ellende beperkte
zich niet tot de 'harde' zeewering; ook was het strand
ten westen van Kijkduin zo laag en hol geworden dat
de vloed er tot aan de voet van het duin kwam. In een
lange brief aan de Staten van Holland schreven Gecom
mitteerde Raden op 22 november 1771 dat 'de oorsaken
van het quaed' moesten worden gezocht in 'de aanvallen
van de stromen tegens de wal', problemen die 'moejelijk,
soo niet ondoenlijk sullen zijn te praevenieeren'. De van
twee kanten binnenkomende vloeden en de uitgaande
ebben veroorzaakten huns inziens een 'irregulierheid' in
derzelver 'loop, maalingen en draaingen voor de Hel
derse wal, die de zeelui gewoon zijn neeren te noemen.
Zandspecie werd naar buiten uitgevoert en in s Lands
Diep35 en de gronden van de Zuiderhaaks neergezet'. Het
waren omstandigheden 'om van te schrikken'. De Edel
Groot Mogenden in 's-Gravenhage werd dringend en
in hun eigen belang aangeraden diep in de buidel te
16
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750