De dynamiek van een zeegat. Hydrografische/bathymetrische kaart van het zeegat van Texel, 2009. Deze kaart is gebaseerd op 'Single Beam'
echometingen met een onderlinge raai afstand van gemiddeld 200 m. Deze data werden vervolgens met behulp van 'Digipol' rekenkundig
vergrid tot een raster met een celgrootte van 20 bij 20 m. Zie voor deze meettechnieken blz. 84 e.v. Rijkswaterstaat, Centrale Informatie Voor
ziening.
vertoont. Die verschillen worden nog versterkt door de
jaarlijkse zeespiegelrijzing van 0,18 centimeter13 en de
hierboven genoemde dubbele ingang van de getijde-
golven in de Noordzee. Bovendien is de zee lang niet
overal even diep, zijn de kustvormen van de aangren
zende landen zeer grillig en zijn er de invloeden van
de verschillende zeegaten. Het getij wordt door al deze
factoren sterk vervormd en gaat verder als een zoge
naamde Kelvingolf, die onder invloed van de draaiing
van de aarde aan de rechterzijde een grotere omvang
(amplitude) aanneemt dan aan de linkerzijde.14 Het is
alsof het water een 'geheugen' heeft: door het zoge
naamde Corioliseffect zet de beweging zich langs onze
kust van zuid naar noord voort in een draaiende bewe
ging tegen de wijzers van de klok in.15 Op het zuidelijk
halfrond is dat precies andersom. Deze complexiteit
van bewegingen heeft grote gevolgen voor het ontstaan
en de (ver)vorming van de Belgische, Nederlandse,
Duitse en Deense strandwallenkust.
In het Zuiden van de Noordzee versmelt de
getijgolf uit het Kanaal met een deel van de golf uit
het Noorden. De vloedstroom die bij Zeeland, Hol
land en Texel nog bijna zuid-noord loopt, verandert
daardoor ter hoogte van Vlieland in oost-noordooste
lijke richting en bepaalt zo de eilandenboog tot in de
Duitse Bocht. Op een drietal punten in de Noordzee
heffen beide krachten elkaar op, zodat daar geen ver
ticale getijbeweging, dus geen eb en vloed voorkomt.
Een van die punten bevindt zich in de Duitse Bocht,
ongeveer tweehonderd kilometer noordwestelijk van
Cuxhaven. Een tweede bevindt zich tegen de kust van
Zuid-Noorwegen; de derde ligt niet ver verwijderd van
de Nederlandse kust westelijk van IJmuiden, halverwe
ge Engeland. Men spreekt wel van amfidromen (Grieks:
amphidromos 'insluitend') of van amfidromische
punten, die letterlijk genomen de getijden 'insluiten'.
Het zijn getijloze gebieden, ook wel draaigetijden ge
noemd, te vergelijken met de draaiende luchtstromen
rondom een lagedrukgebied. In het centrum is geen
stroming. Voor de zee geldt dan ook: hoe dichter je bij
zo'n amfidroom komt, des te kleiner is het getijverschil.
Dat geldt zeker voor Den Helder, waar een groot aantal
van de hierboven vermelde 94 componenten nauwe
lijks meer van invloed zijn en het verticale getijverschil
derhalve zwak is: slechts 1,4 meter, bij springtij twee,
en bij dood tij slechts één meter.16 Verderop, aan de
kust van de Duitse Bocht ter hoogte van Cuxhaven
kan het verschil tussen eb en vloed oplopen tot zelfs
vier meter. Een van de gevolgen van dit proces is dat
de Waddeneilanden geen van alle gelijk van vorm
zijn en naar het oosten toe steeds kleiner in omvang
worden.
10
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750