ENKELE FACETTEN UIT DE 'EEUWEN VAN SCHOORL'
HET MARSDIEP EN DE GETIJ
COMPONENTEN
Zoals gezegd vormen in deze uitgave over de Helderse
Zeewering ruwweg de laatste paar eeuwen het centrale
thema. Het is dus niet de bedoeling in dit hoofdstuk de
zeshonderd jaren die daaraan voorafgingen en die door
Henk Schoorl zo voortreffelijk werden beschreven
nog eens dunnetjes over te doen. Wel moest worden
voorkomen dat het verhaal van het gekozen tijdvak in
de lucht bleef hangen. Over de vroege dijkgeschiedenis
tot ongeveer 1750 kunnen we kort zijn. Wat ruimer is
de paragraaf over het karakter van getijdestromingen
en de positie van het Marsdiep als tussenschakel tussen
Noord- en Waddenzee. Dit gedeelte is gebaseerd op
moderne studies. Vervolgens staat de verwetenschap
pelijking van de kustverdediging centraal van onge
veer 1600 tot het einde van de achttiende eeuw, dit als
noodzakelijke opmaat naar de moderne vormen van
waterkering en studie van de zee. In de laatste para
graaf wordt ingegaan op de vraag in hoeverre het juist
is de jaren rond 1750, zoals doorgaans wordt aange
nomen, als een keerpunt te zien in de kustverdediging
van Huisduinen/Helder.
Vroege dijkgeschiedenis
Over de vroege vaderlandse dijkgeschiedenis is
rijkelijk literatuur voorhanden. We willen daar graag
naar verwijzen.8 We volstaan hier met de constatering
dat ook de kust van Den Helder/Huisduinen al vroeg
beschermd is geweest. Allereerst door een eenvoudige
aarden dijk, die sinds de late Middeleeuwen aan de
zeekant werd versterkt door een 'wierriem', een dikke,
maximaal zeven meter hoge band van gecomprimeerd
'wier'. Eigenlijk was dit geen wier, maar zeegras,
Zostera Marina, dat goedkoop bij Wieringen kon
worden gemaaid; een lange traditie die vele handen
werk verschafte.9 Het zeegras werd met palen ('kreb-
bingen') verankerd omdat het anders weg zou drijven.
Rond het midden van de zeventiende eeuw werden
vóór de dijk op Zeeuws voorbeeld de eerste zinkstuk-
ken aangebracht. Na de paalwormcatastrofe van
plusminus 1730, waardoor het paalwerk totaal werd
vernield, is ook de Helderse dijk voorzien van stenen
glooiingen.10 We komen hier later op terug.
Maar de Helderse Zeewering is niet zomaar
een dijk. Er is in Nederland geen andere die zo vaak
moest worden verlaten en aan de zee prijs gegeven.
Geen enkele grenst aan zo diep water. Over inlaagdij-
ken lezen we al in de tweede helft van de zestiende
eeuw, de hele zeventiende eeuw door en de eerste helft
van de achttiende eeuw.11 Zelfs kort na de Tweede
Wereldoorlog rouleerden nog plannen voor een
nieuwe inlaag. En wat er vóór al die eeuwen gebeurde
is niet altijd beschreven, maar laat zich raden. De
oorzaak was steeds dezelfde: de invloeden van de
getijstromen, de eb- en vloedbewegingen die vanuit de
Noordzee via het Zeegat van Texel, het Marsdiep, naar
'binnen' dringen om met evenveel kracht de Wadden
zee te verlaten, voortdurend massa's zand met zich
meevoerend.
Kelvingolf, Corioliseffect en amfidromen
De geschiedenis van de Helderse Zeewering loopt
parallel aan die van het Marsdiep. Van oorsprong was
dit een veenriviertje dat vanaf de twaalfde eeuw onder
invloed kwam van de getijbeweging van de Noordzee,
steeds breder en dieper werd en in het midden van de
achttiende eeuw zijn tegenwoordige indrukwekkende
vorm en omvang kreeg. Dat laatste was voor Henk
Schoorl de voornaamste reden om zijn studies rond
1750 af te ronden. Belangrijk genoeg dus om even bij
het fenomeen 'getijstroom' stil te staan.12
In een ondiepe en zandige zee, zoals de
Noordzee, planten de golven zich niet zo gemakkelijk
voort als in de diepe wateren van de Oceaan. Door
wrijving ontstaan hier samengestelde getijden of
bovengetijden, enigszins te vergelijken met de bo
ventonen in de muziek. Het getij in de Noordzee is
daardoor nogal spectaculair en zeer complex. Er zijn
hier bijvoorbeeld niet minder dan 94 componenten die
het getij bepalen. In de Stille Oceaan bij Hawaii zijn dat
er maar twintig!
De getijbeweging langs de Nederlandse kust
en met name die door het Zeegat van Texel wordt
voornamelijk bepaald door getijgolven die de Noord
zee vanuit de Atlantische Oceaan van twee kanten be
reiken: zowel via Het Kanaal als via de brede noordelij
ke ingang tussen Schotland en Noorwegen. De laatste
is verreweg de belangrijkste. Het getij is evenwel niet
eenduidig. Zoals bekend is de eb- en vloedbeweging
onderhevig aan de aantrekkingskracht van de maan op
de aarde. De stand van de maan is echter nooit dezelf
de. De elliptische baan van de maan om de aarde, een
zelfde baan van de aarde om de zon, de hoek van de
aardas ten opzichte van de ellipsbaan: het zijn belang
rijke factoren waardoor de aantrekkingskracht van zon
en maan op de aarde soms een grote verscheidenheid
8 Naast de grote werken van Schoorl zie ook de werken van Westenberg en Van
der Ven. Vgl. Bakker (2012).
9 Mooie inleiding in de bouw van een wierdijk bij Schilstra (1974), 26-29.
10 Omstreeks 1750 begon men deze glooiingen te zetten. Zie over allerhande
steensoorten die in de loop der eeuwen voor dijkenbouw werden gebruikt
Huitema (1947), 44-56.
11 Zie onder Westenberg.
12 Veel gegevens werden ontleend aan Hisge en Laane (2005). De nieuwste visies
bij Baart (2013). Zie ook Schoorl (1987/1988).
DE HELDERSE ZEEWERING SINDS 1750
9