aan veranderen. Door de veel te hoge waterstand
sloeg er land weg. Ook de Vereniging tot Behoud
van Natuurmonumenten liet van zich horen omdat
het voor de vogels in de Put niet mogelijk is te
broeden op de verschillende eilandjes welke heel
lang onder water hebben gestaan waardoor de
vogels een ander heen komen zoeken".43 Een jaar
later klaagde Natuurmonumenten bij monde van de
heer Westra, die steeds de vergaderingen van het
polderbestuur bijwoonde, weer over hoog water en
schade aan de "vogelwereld". De in 1947
aangestelde molenaar G. Krap van de Hargermolen
werd als de schuldige aangemerkt. Westra vroeg of
hij een instructie had. Dat was niet het geval en hij
gaf in overweging hiervoor te zorgen zodat
controle mogelijk werd. Het polderbestuur wilde
verder de duiker verbreden en een stuk lager
leggen zodat het water gemakkelijker wegliep. En
ten aanzien van Krap merkte voorzitter Kroon op
"met onwillige honden is het slecht haze vangen".
Positief was dat Natuurmonumenten en de andere
betrokken landeigenaren bereid waren vijf gulden
per hectare in het jaar voor de bemaling te betalen.44
Desondanks moest het bestuur in januari 1958
constateren dat het water in De Putten vanaf de
zomer van het voorgaande jaar hoger dan ooit had
gestaan. Zelfs de Kamperkaai was hier en daar
door golfslag tot de weg afgeslagen en
Natuurmonumenten had opnieuw bij hogerhand
geklaagd. Als oorzaak werd eenduidig de trage
bemaling door Krap aangewezen. Krap verdedigde
zich door te wijzen op ondiepten in de zoutwater-
sloot en gebrek aan wind. De werkelijke reden was
echter zijn grote onvrede over de slechte betaling,
hij kreeg slechts 125 gulden in het jaar voor het
extra maalwerk. Bovendien stond het
weidemolentje al vijf maanden stil omdat het
verstopt zat met zand en dat had men er door het
hoge water niet uit kunnen halen. Het
polderbestuur had aan dit alles geen boodschap.
Krap moest eerst maar eens zijn best doen voordat
er over geld gepraat kon worden. Hij kreeg aan het
einde van de vergadering "een laatste aanmaning
want het Bestuur is het goed zat, als Krap daar
maar rekening mee wil houden".45
Op deze manier kwam men er natuurlijk niet
uit. In april 1958 klaagde Westra namens
Natuurmonumenten opnieuw, de toestand was
onveranderd. Ondertussen had voorzitter Kroon
wel NHNK gepolst of de bemaling van de Kleine
Kaart van de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder met aanduiding van de hoofdwaterlopen en de door het gemaaltje van de
Leipolder bemalen gedeelten, circa 1930. RAA, AVHP inv.nr. 33.
43 Ibidem, 4-5-1956.
44 Ibidem, 13-3-1957. 45 Ibidem, 29-1-1958.
26
Rots in de branding?