De kosten bedroegen 1.530 gulden. Hier kwamen de noodzakelijke breek-, hak-, timmer, grond-, hei en schilderwerken bij. De schroefpomp werd eenvoudig in de vijzelkuip van de molen geplaatst. Het geheel kwam begin 1930 gereed en inderdaad nam NHNK een gedeelte van 25 ha. van de Pettemerpolder in de bemaling op tegen een jaarlijkse vergoeding van 300 gulden. Het polderbestuur hoopte hierdoor ook van het zoute kwelwater in de poldersloten af te zijn, daardoor was de uitgave van 300 gulden alleszins gemotiveerd.35 Het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord Holland (PEN) bepaalde in het stroomleverings- contract dat er niet tijdens 'spertijd' - die in december om 15.30 uur begon en in juni om 20.00 uur en steeds eindigde om 22.00 uur - gemalen mocht worden. Dan deed iedereen het licht aan. Als het op het laagspanningsnet aangesloten gemaaltje tijdens deze uren werd gestart, gaf dat in de omgeving plotseling zwak brandende lampen door spanningsafval. Ir. P.Tj. Poppens van NHNK stemde hier niet mee in en regelde dat er bij groot waterbezwaar en na vooraf verkregen vergunning van het PEN toch in de spertijd gedraaid kon worden. Dat was goed gezien. Onder andere in november 1932 moest er geruime tijd dag en nacht door worden gemalen wegens ernstig waterbezwaar in den Leipolder als gevolg van veel kwelwater uit de Hondsbossche Zeewering".36 De Tweede Wereldoorlog was een bijzonder moeilijke tijd voor Petten, de Hondsbossche en de Harger- en Pettemerpolder. Het polderbestuur kwam op 10 mei 1940 - de dag van de Duitse aanval op Nederland - toch in Groet in vergadering bijeen. Volgens de notulen stond voorzitter W. Kroon uitgebreid stil: bij den slechte toestand waarin wij ons bevinden, de zelfde morgen was de oorlog losgebarsten tusschen ons en Duitschland en terwijl de lucht grijs zag van vliegtuigen van den Vijand, had het bestuur gemeend toch deze vergadering maar te moeten laten doorgaan, het kan nog wel slechter worden37 Dat waren profetische woorden. Het was natuurlijk een groot voordeel dat de Harger- en Pettemerpolder nog door een windmolen bemalen werd. Daardoor had men geen last van de schaarste aan steenkool en vooral aardolieproducten waarmee polders die een stoom- of dieselgemaal hadden mee kampten. Maar in 1942 keerde de situatie zich snel ten kwade. In augustus van dat jaar moesten Petten, Hazepolder en Leipolder door de bevolking worden ontruimd en de Duitse strijdkrachten begonnen in en achter de Hondsbossche Zeewering bunkers en andere verdedigingswerken als tankgrachten aan te leggen. Het gemaaltje in de Lei kon het extra water van zo'n tankgracht niet aan, het had soms normaal al moeite het afgesproken peil te handhaven. Opzichter K. Jansma van NHNK liet daarom water weglopen in de Harger- en Pettemerpolder. Hij meldde een en ander pas achteraf aan voorzitter Kroon. Het polderbestuur vond dit niet prettig en was ook niet gesticht op dat zoute water". Het eiste in maart 1943 dat de molenaar de sleutel van het duikertje kreeg waardoor het water afvloeide. Men wilde alleen bij "hooge noodzaak" water innemen en NHNK moest er voor betalen anders denken wij er niet aan". Jansma drong tijdens zijn gesprek met Kroon meteen op reparatie van de Kamperkaai aan, er was gevaar voor doorbraak en vollopen van de Leipolder. Ook op dit punt toonde het polderbestuur zich niet inschikkelijk. De betreffende gronden waren door de Duitse Wehrmacht gevorderd, men voelde zich daarom tot niets meer verplicht en tevens legt De zigzag van de tankval met de bebouwing van de Leihoek kort na de Tweede Wereldoorlog vanuit het noorden. In de achtergrond De Putten. Foto K.L.M. Aerocarto. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Heerhugowaard. 35 Ibidem, 7-5-1929; inv.nr. 36; ANHNK inv.nr. 10388; Kooiman (1936), 396, 405-406. 36 ANHNK inv.nr. 10388. 37 AVHP inv.nr. 16, 10-5-1940. 24 Rots in de branding?

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2012 | | pagina 26