zoutsloot uitkwamen "wel beschoeijt" worden
afgedamd.28
Opgelost waren de problemen hiermee zeker
niet. In mei 1819 inspecteerden dijkgraaf en
poldermeesters van de Gecombineerde Harger- en
Pettemerpolder de genoemde Kamper Watering.
Deze werd van "groote waarde" geacht:
ter wijl dit waterloop groot gedeelte der landen
in de polder doorloopt, en het water voor bederf
hoeden door denzelver doorstroming. ook veele
landen hoede voor het water welk van den
Hondsbosch doorzuigd, onsmaaklijk en
nadeeligvoor land en vee"2
Men onderzocht of de sloot niet direct in de
Pettemervaart kon lozen buiten de molen om zodat
die minder hoefde te draaien. Men besloot dat niet
te doen omdat dan de nodige landerijen buiten de
bemaling van de polder kwamen en daar kon dan
ook geen polderomslag meer gevraagd worden. De
duiker waarmee men zoet water uit het Hargergat
inliet, bevonden dijkgraaf en poldermeesters in mei
1819 in slechte staat. In de 'zandmennerij' te
Hargen werd vanouds fijn zand gewonnen. In de
zo ontstane 'hap' uit het duin kwamen duinbeekjes
uit en die leverden perfect zoet water. Men besloot
dan ook de bewuste duiker te laten repareren.30
Een jaar later, in juli 1820, vergaderden
dijkgraaf, poldermeesters en ingelanden van de
Pettemerpolder zelfs apart op het raadhuis van
Petten over der zout gesteldheijd van het
water in de polder". Aanwezig was ook
Cornelis Langeveld Jz., de opzichter van de
Hondsbossche. Dijkgraaf en burgemeester van
Petten Pieter Langedijk stond uitgebreid stil bij de
situatie. Men had nu eenmaal water nodig in de
poldersloten om het vee te drenken en om de
sloten gevuld te houden zodat de beesten niet aan
de wandel gingen. Maar tegenwoordig kon het
water niet dan met veel nadeelgebruijkt
word[en], zelfs door al het vee niet te gebruijken is".
Het noordeinde van de zeewering met de verschillende putten. Landinwaarts de in 1803 herbouwde Hargermolen. Detail uit de
kaart van de Hondsbossche door J. Peereboom en N.J. Peterse, 1806. Regionaal Archief Alkmaar.
28 Ibidem, 77-79; AHH inv.nr. 735, 22-8-1804. De nieuwe zoutsloot
was in 1814 aan groot onderhoud toe en werd dat jaar uitgediept,
zie AHH inv.nr. 735, 12 en 14-9-1814.
29 AVHP inv.nr. 13, 5-5-1819.
30 Ibidem. Zie over de zandmennerij o.a. Goettsch (z.j.), 66-68; Phaff,
(2002), 4-5.
20
Rots in de branding?