Op 19 september van dat jaar werd het diepen van
deze sloot aanbesteed door dijkgraaf en heemraden
van de Hondsbossche. Het bestek bepaalde dat de
sloot door de molen van de Pettemerpolder zou
worden leeggemalen om het werk te
vergemakkelijken. Weer wat jaren later, in 1707,
was de "Hontsbosch pomp" of duiker in de
Dromerdijk verstopt waardoor het land bewesten
deze dijk met wateroverlast kampte.23
Andere putten gaven vergelijkbare problemen.
In 1710 wordt gewag gemaakt van dammen die het
water van de "Nieuwedijcx kuijlen" buiten de
polder moesten houden. Tenslotte kregen dijkgraaf
en heemraden van de Pettemerpolder in 1728 van
de ingelanden opdracht het bruggetje in het
Leiweggetje te appropieren [geschikt te
maken] tot een suffisante waterkeeringe, omme het
brakke kuijlwaater van het polder waater te
kunnen separeren"2
De aanhoudende problemen met de
waterkwaliteit brachten het bestuur van de
Pettemerpolder er in de jaren-40 van de 18e eeuw
toe contact met het bestuur van de aangrenzende
Hargerpolder en de regenten van Schoorl op te
nemen. Kon men geen goed vers water van de
buren krijgen? Op 11 maart 1744 blijkt dat de
dijkgraaf en baljuw van Petten Jacob Mooijman na
langdurige onderhandelingen permissie had
gekregen om een duiker in de Kamper Kaai of
kade te leggen ter bekominge van beeter
water uyt die voorsz. [Harger]polder in die van
Petten tot beeter gerijff van de eijgenaars en
bruijkers der landen van 't Pettemerpolder".
Meteen werd besloten de sloten uit de
kleidijkskuilen te laten diepen zodat het water
goed naar de molen kon aflopen. Het overmollen,
of het landinwaarts weer onder profiel brengen van
de Wakerdijk, noopte daar ook wel eens toe. In
1746 is er bijvoorbeeld sprake van
belemmeringe wegens de affwateringe bij de Cleij-
dijk, door de overmollinge van de Hontsbosch
duijn".25
'Onsmaaklijk en nadeelig voor land en vee'
Zout en zoet in de 19 eeuw
De toestand werd er tijdens de Frans-Bataafse tijd
zeker niet beter op. De in 1795 na een Franse inval
gevormde Bataafse Republiek was op het vlak van
de buitenlandse politiek geheel gebonden aan
Frankrijk. Zo raakte ons land betrokken in de tot
de val van Napoleon in 1813 voortdurende oorlog
tussen Frankrijk en Engeland. In de herfst van 1799
was Noord-Holland het toneel van een invasie van
een groot Engels-Russisch leger. Tot vier maal toe
werd er slag geleverd met het Frans-Bataafse leger.
De polders achter de Zeewering kwamen zwaar
gehavend uit deze strijd tevoorschijn.
Nadat de Engelse voorhoede op 27 augustus bij
Groote Keeten was geland, werden betrekkelijk
eenvoudig Den Helder en de Zijpe ingenomen. Op
10 september waagde het Frans-Bataafse leger een
aanval op de Britse Zijpestelling. De Franse
generaal Vandamme viel aan langs de Slaperdijk.
Bij de opmars door het vlakke polderland leden
zijn troepen zware verliezen. Uiteindelijk vielen de
Fransen onverrichter zake terug op Schoorl en
Camp, achtervolgd door Engelse troepen. Die
brandden meteen de watermolens van de
Leipolder, Pettemerpolder, Hargerpolder en
Groeterpolder plat om te voorkomen dat die als
steunpunt en observatiepost gebruikt werden.26
Na afloop van de strijd wendden de
gezamenlijke polderbesturen zich tot de regering
om steun. Alleen al de herbouw van de afgebrande
molens werd begroot op 30.000 gulden, waarbij
men dan de bemaling van de Harger- en
Pettemerpolder wilde combineren om kosten te
besparen. De polderbesturen wezen nadrukkelijk
op de risico's voor de Hondsbossche Zeewering
van voortgezette inundatie van de Hargerpolder
als staande het polderwaater nu reeds tegen
derzelfs binnendoceering aan, waardoor met
oostelijke en zuidelijke winden eene sterke aanslag
en sterke afkalving word te weeggebragt".27
Het verzoekschrift leidde voorlopig niet tot
resultaat, mogelijk omdat het voor een herhaling
van de invasie vrezende bewind in Den Haag de
inundatie van de polders militair wel goed
uitkwam. Pas in april 1803 kregen de Harger-,
Pettemer-, Groeter- en Leipolder een voorschot van
28.000 gulden. De bemaling van de Harger- en
Pettemerpolder werd inderdaad gecombineerd. De
nieuwe molen verrees op de plek van de oude
Hargermolen en kwam in december 1803 gereed.
Ook liet men de bruggen, kaden, waterlopen en de
verdere infrastructuur herstellen. De combinatie
van de bemaling maakte ook maatregelen
noodzakelijk voor de afvoer van het zoute water uit
de putten. Het bestuur van de Hondsbossche
besteedde in augustus 1804 een bijna twee
kilometer lange nieuwe "zout-watersloot" aan.
Deze sloot liep even bezuiden de Camperweg
noordwaarts naar de Camperkaai en dan langs
deze kade tot vlakbij de nieuwe molen zodat het
zoute water op zich zelve, buiten vermenginge
van het polderwater, worde uitgemaalen". Hiertoe
moesten alle poldersloten die in de nieuwe
23 Ibidem, 23-9-1700, 19-9-1702, keur effectief 4-10-1702, 1-2-1707.
24 Ibidem, 1-1-1710, 31-12-1728. 26 Bremer (1999), 42-45.
25 Ibidem, 11-3-1744, 11-5-1746. 27 Geciteerd bij Bremer (1999), 78.
Rots in de branding?
19