economische toestand hierbij een rol. De landbouw verkeerde al decennia in een crisis en had het halverwege de 18e eeuw extra moeilijk wegens een langdurige en rampzalige veepestepidemie. In deze situatie was het onmogelijk om de omslag of de waterschapsbelasting stevig te verhogen. Bovendien nam het strand niet lineair jaar in, jaar uit af. In een gunstig jaar groeide het soms aan en dan werd direct getwijfeld aan de noodzaak van een duur plan als dat van Bolstra. Het duurde tot 1792 voordat er echt actie werd ondernomen. Op 7, 17 en 23 december raasden er zware stormen over de Hondsbossche. Na de laatste storm was er van de zanddijk nog slechts een smal ruggetje over. Dat het zo niet verder kon was toen volkomen duidelijk en het bestuur besloot een onderzoek in te stellen naar de aanleg van stenen strandhoofden, zoals bij Ter Heide benoorden Hoek van Holland was gedaan. Op deze manier hoopte men de kusterosie tot staan te brengen. Door de Franse inval en de Bataafse Revolutie van 1795 kon pas in het voorjaar van 1796 de bouw van het eerste hoofd worden aanbesteed. Ondanks de economisch moeilijke en politiek uitermate onrustige Bataafs Franse tijd - met in de herfst van 1799 een Engels- Russische invasie en direct oorlogsgeweld - werd de aanleg van de hoofden volgehouden. Ieder jaar kwamen er één of twee bij. In mei 1812, na een kalme winter, kon dijkgraaf Nuhout van der Veen zodoende met tevredenheid terugkijken op de sinds zijn aantreden in 1796 uitgevoerde werken. Maar wel bracht hij het algemeen bestuur onder de aandacht dat het met des Hondsbossche Zeewering even zoo gelegen is als met andere werken van dien aard, dat men zich nimmer volkomen zeker en veilig rekenen mag 6 De waarheid van deze woorden bleek op 3 en 4 februari 1825 toen Nederland door een verschrikkelijke orkaan werd getroffen. In het Zuiderzeegebied braken overal de dijken.7 Langs de Hondsbossche was de situatie zeer ernstig. Overal golfde de zee over de dijk heen. De na 1816 over ruim 1,6 km langs de voet van de dijk aangebracht steenglooiing werd geheel vernield. Achter de dijk welde en borrelde zeewater omhoog. Met behulp van honderden in de Zijpe opgetrommelde arbeiders slaagde men er op het nippertje in een doorbraak te voorkomen. De steenglooiingen werden niet hersteld, men keerde terug naar een onverdedigde zanddijk. Die stond aan voortdurende afslag bloot waardoor de strandhoofden het contact met de dijk dreigden te verliezen. Proeven om de afslag met behulp van kleiglooiingen te verminderen, mislukten. Er werd daarom gedacht over de opbouw van een paalscherm. De provincie nam hiermee in 1835 een proef benoorden Petten. Tijdens een zware storm van 2 tot 9 januari 1839 - de Zeewering liep toen opnieuw zeer zware schade op - bleek het nut van zo'n scherm. Dit leidde ertoe dat onder leiding van dijkgraaf J.A. Kluppel de Hondsbossche Zeewering over de volle lengte van een dergelijk paalscherm werd voorzien. Dit bestond uit een circa twee meter hoge zware houten schutting voorzien van een keistenen plasberm om uitspoeling tegen te gaan. Na de afronding van dit werk, deelde Kluppel in april 1849 aan de hoofdingelanden mede dat wij het De Zeewering voorzien van strandhoofden. Detail uit een kaart behorende bij een plan tot het graven van een uitwatering vanuit het Noordhollands Kanaal naar Petten en de aanleg van een zeehaven aldaar door opzichter C. Langerveld Jzn, 1825. Regionaal Archief Alkmaar. 6 Geciteerd bij Aten (1996), 14. Zie over de Hondsbossche in de jaren 1795-1813 en m.n. tijdens de Engels-Russische invasie ook Lambooij e.a. (1999). 7 Zie Wieringa (2010). Rots in de branding? 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2012 | | pagina 11