kluutje, nog maar een paar dagen uit het ei, dat al meteen het ondiep water instapt en net als zijn ouders heen en weer maaiend met zijn snaveltje probeert waterdiertjes te vangen. Maar wees voor bereid op drama. Het zal niet eerste keer zijn dat zo'n 'schatje' in een zwiepende vlucht door een grote mantelmeeuw opgehapt wordt. Nazomer en herfst Groepen grutto's komen 'opvetten' voor de grote reis naar het zuiden. Ook de scholeksters hebben het broedseizoen achter de rug en zoeken de gezel ligheid en veiligheid van een massaal gezelschap. Kluten met halfwas jongen, wel even groot als hun ouders, maar nog niet kek in de veren, doen zich te goed aan de overvloed van beestjes in het zomer- warme water. De grote sterns van het voorjaar zijn weer terug op hun verzamelplaats, nu in dubbele aantallen, nu met jongen die wel al vliegvlug zijn, maar de kunst van het visjes vangen nog niet meester zijn. Schril piepend bedelen ze bij hun ouders om voer. Van lieverlee dunt het gezelschap uit. Het ene gezin na het andere gaat verder op reis naar het zuiden. Nu ook rustende aalscholvers, met witte buiken. Het zijn de jongen, waarschijnlijk van de kolonie in het Zwanenwater. Terwijl aan de zeekant van De Dijk duizen den trekvogels langskomen, die foerageren op de strekdammen, fungeren De Putten als zogeheten hoogwatervluchtplaats. Door vogelaars afgekort tot HVP. Ze komen er rusten op de eilandjes of op het land rondom. Een mooie tijd om allerlei bijzondere vogels in de kijker te krijgen. Met wat geluk tref je een visarend, nu op de weg terug naar het zuiden. Of een peloton rosse grutto's, al in het grauwe winterkleed, maar altijd herkenbaar aan lichtelijk omhoog gebogen snavels. Na het opvetten, stijgen ze van hier op tot grote hoogte om in een ruk van 6.000 kilometer door te vliegen naar de kusten van westelijk Afrika. De leukste steltloper is de groen- pootruiter. Geen andere ruiter die zo bewegelijk door het water gaat op jacht naar klein grut. Winter De winter begint hier veel eerder dan op de kalen der. Vanaf oktober maken de elementen een einde aan het plaatje van een idyllisch vogelplasje. De vaste bewoners van het zomerseizoen zijn vertrok ken en zwerven ergens anders rond. Nu zijn er elke dag andere vogels te zien. Soms zomaar een keer bijna niets dan een enkele meeuw, dan weer een gezelschap watersnippen, bonte strandlopertjes, of steenlopertjes of een enkel nonnetje, een klein soort zaagbek. De steenlopertjes zitten er eigenlijk wel hele jaar, in wisselende verenkleden. Of ze komen of ze gaan of ze overwinteren of overzomeren. Ook vaak te zien grote groepen rondtrekkende De visarend Er zijn twee maanden in het vogeljaar waarin je bij De Dijk groot spektakel kunt verwach ten. In die tijd trekken er visarenden van en naar Scandinavië langs de kust. Het valt nog niet eens mee ze in het snotje te krijgen, want visarenden lijken helemaal niet op echte aren den. Ze hebben lange smalle vleugels. Als je niet goed kijkt, zou je kunnen denken dat er een heel grote meeuw vliegt. Op reis doen ze viswatertjes aan zoals De Putten. Of ze halen bij kalme zee een harder uit het zeewa ter. Dat gaat met een geweldige duikvlucht van zo'n dertig, twintig meter hoogte. Op het water beland, strekken ze de poten vooruit en grijpen met hun klauwen de onvoorzich tige vis die te dicht aan het oppervlak zwemt. Soms moeten ze wat dieper en gaan ze hele maal koppie onder. Het volgende probleem voor deze vliegende visser is om met zo'n zware vis in zijn klauwen weer in de lucht te komen. Met veel gefladder lukt dat meestal wel. De poten van de vogel zijn vanonder ruw beschubd zodat hij goed vat heeft op de glib berige vis. Bovendien boren de lange nagels aan zijn klauwen zich in de prooi. Wie wil dat niet zien gebeuren? Als je het bij de Hondsbossche niet meemaakt, zul je toch ergens (met veel geluk) langs de grote rivieren moeten zijn of afreizen naar de Zweedse of Schotse meren. Voor mij reden genoeg om De Dijk in april en september nog vaker te bezoeken. Maar nooit heb ik maar een veer van een visarend mogen spotten. Wel werd ik geregeld opge beld door een vogelkundige spion die er de boel in de gaten hield: "Hij was er weer!" Zo bleef de visarend jarenlang bovenaan mijn onvervulde verlanglijstje staan. Wel heb ik hem een keer gezien bij de Weerribben in Overijssel en bij bosjes langs een Afrikaanse rivier. Maar bij De Putten nooit. Toch blijf ik volhouden. In die maanden speur ik met de kijker de paaltjes af in het land achter de Putten. Daar zou hij zomaar ineens kunnen zitten. kieviten en goudplevieren. En altijd zitten er smienten, eenden die je onmiddellijk herkent aan hun gefluit. Zodra stevig vriesweer zich aandient, zijn ze vertrokken. De opvallendste bezoekers van De Putten zijn de wulpen. Bij laag water schuimen ze de strekdammen af, bij hoogwater staan ze massaal op één poot te slapen op de eilandjes. Om het De Dijk 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2012 | | pagina 29