verdrinking, maar door een hartaanval was over leden. De materiële schade was weliswaar groot, maar de huizen stonden nog overeind en herstel was in de meeste gevallen mogelijk. Ten tweede had het onderzoek naar de dijk doorbraak een geruststellende conclusie opgele verd, waardoor men gemakkelijker tot de orde van de dag kon overgaan. Ten derde was er de al eerder gesignaleerde neiging om vooral niet te lang stil te staan bij dit soort gebeurtenissen maar vooruit te kijken. Het was de tijd van de wederopbouw. Alle aandacht ging uit naar het herstel van de welvaart. Niet achterom kijken maar voorwaarts, was het motto. Gebeurd is gebeurd, laten we de ellende vergeten en bouwen aan de toekomst. Dat gold ook voor de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog - dat wil zeggen de verwerking ervan - kwam in de loop van de jaren zestig alsnog in volle hevigheid terug, maar de ramp in Tuindorp zakte in de nationale herinne ring verder weg. Zijn er lessen getrokken uit de overstro ming van 1960? Wat de dijken in en rond Amsterdam betreft, werden op advies van prof. Thijsse diverse contro les en verbeteringen uitgevoerd. Zijn suggestie om een commissie in te stellen die de veiligheid van de dijken in heel Nederland moest nagaan, werd echter verworpen. Dat was, meende het Rijk, niet nodig. Pas na vijf jaar kwam deze instantie er toch: de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW). In de jaren daarna is het toezicht op en de controle van de dijken in ons land stapsgewijze verbeterd. In de laatste halve eeuw ging het op enkele plaatsen toch mis of bijna mis. In de jaren negentig moest een groot deel van het Gelderse rivierenge bied worden ontruimd in verband met dreigende dijkdoorbraken als gevolg van het hoge water in de rivieren. In Limburg zijn er diverse keren klei nere dijkdoorbraken geweest, waardoor woningen onderstroomden. Nog vers in het geheugen ligt de dijkdoorbraak in Wilnis in 2003. Hoe pakt een vergelijking met andere watersnoodrampen uit? In de Nederlandse geschiedenis zijn vele waters noodrampen, stormvloeden en dijkdoorbraken aanwijsbaar.99 Ook Noord-Holland heeft zijn portie gehad. Iedere dijkdoorbraak en overstroming is weer anders, gelet op de oorzaken, gevolgen, omvang en omstandigheden waaronder ze plaats vinden. Dat maakt vergelijkingen lastig. Toch een paar karakteristieken van enkele rampen en bijna- rampen uit de laatste twee eeuwen. 1. De watersnood van februari 1825 werd veroor zaakt door springtij en een noordwesterstorm. Een groot gebied rond de Zuiderzee, vooral de oostkant, werd getroffen. Ongeveer 380 mensen verdronken toen de dijken bezweken. In Noord Holland bleef de dijkdoorbraak tot één plaats beperkt en kwamen elf mensen om het leven.100 Burenhulp speelde een grote rol bij het over winnen van deze catastrofe. Er werd, voor het eerst, ook op nationale schaal hulp georgani seerd. De gemeente Amsterdam spande zich zeer in om de talloze slachtoffers te helpen. De gouverneur van Noord-Holland, Van Tets van Goudriaan, vond een onderzoek naar de dijk doorbraak niet nodig.101 Dijkgraaf De Vries van Waterland was verantwoordelijk voor essentiële fouten - hij deed niets aan het verzakken van een stenen beer, waardoor de doorbraak kon ontstaan - maar die werden hem niet aangere kend. Sterker nog, hij kon na de ramp onge stoord verder carrière maken in het openbaar bestuur. Het was tekenend voor de gesloten regentencultuur van die tijd.102 Van een kritische pers was al helemaal geen sprake. 2. De watersnoodramp in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 werd eveneens veroorzaakt door springtij en een noordwesterstorm. Het is de grootste ramp uit de recente Nederlandse geschiedenis. Zij trof grote delen van Zuidwest Nederland, met name Zeeland, en eiste 1836 mensenlevens. Ongeveer 100.000 mensen Het boek De Ramp over de watersnood van 1953 tussen de rommel van 'Tuindorp Oostzaan 1960'. De Vergeten Watersnood 71

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2011 | | pagina 72