Conclusie
Overzien we de ramp die Tuindorp Oostzaan in
1960 trof, dan kunnen daar verschillende conclu
sies uit worden getrokken. Ik doe dat aan de hand
van een aantal kernvragen:
Reageerden de autoriteiten adequaat op
de ramp?
De overstroming kwam als een volkomen verras
sing, zowel voor de inwoners als voor de verant
woordelijke autoriteiten. De les van de watersnood
ramp van 1953 was blijkbaar niet goed geleerd.
Niemand realiseerde zich dat ook een kleine dijk
doorbraak grote gevolgen kon hebben voor een
stedelijk gebied beneden NAP. Een adequate voor
bereiding op een dergelijke overstroming ontbrak,
zoals burgemeester Van Hall erkende in zijn
(vertrouwelijke) brief aan ANP-journalist Hemelrijk.
De verklaring die de burgemeester hiervoor
gaf was dat Amsterdam van de regering nooit de
handleiding had ontvangen die was opgesteld naar
aanleiding van de ramp van 1953. Een uitermate
slap excuus. De burgemeester en zijn vele deskun
dige ambtenaren wisten natuurlijk heel goed dat
een groot deel van de stad onder NAP lag en door
dijken beschermd werd, en dat er dus altijd een
kans op overstroming bestond. Het Amsterdamse
stadsbestuur had een dikke vinger in de pap bij de
Noorder IJpolder, en behoorde dus ook uit dien
hoofde op de hoogte te zijn van de risico's.
Doordat men deze risico's niet onderkende,
werden ook geen rampenoefeningen gehouden,
althans niet met het oog op overstromingen. Ook
ontbrak een sluitend systeem van alarmering. Het
meest frappant was dat toen het op 14 januari
mis ging, het ANP niet werd ingelicht. Toen een
ANP-verslaggever beleefd verzocht om inlichtingen,
gooide de dienstdoende agent met als argument
'geen tijd' de hoorn op de haak. Een grove blunder
die ertoe leidde dat de inwoners niet meteen via de
radio te horen kregen hoe gevaarlijk de situatie wel
was.
Was de hulpverlening voldoende?
De hulpverlening, zowel van de overheidsdiensten
als van vrijwilligersorganisaties en particulieren,
kwam vrij snel op gang, maar de coördinatie liet
aanvankelijk te wensen over. Doordat er nooit was
geoefend, moest er nu plotsklaps flink worden
geïmproviseerd. Daarbij werden fouten gemaakt.
Zo kwam de brandweer, die niet eens beschikte
over lieslaarzen, pas laat in actie en werd het
aanbod van de reddingmaatschappij KNBRD
om boten naar het rampgebied te sturen pas na
herhaald aandringen geaccepteerd.
In het algemeen gedroegen de overheid en de offi
ciële hulpdiensten zich na deze aarzelende start
slagvaardig. Essentieel bij de hulpverlening was
de grote inzet van tal van vrijwilligersorganisa
ties, zoals Het Rode Kruis en het Leger des Heils.
Zij lieten zich van hun beste kant zien. Ook de
scheepswerven, met name de NDSM, speelden een
belangrijke rol bij het in veiligheid brengen en het
opvangen van de slachtoffers. Opvallend was ook
de bereidheid van de inwoners zelf om elkaar waar
mogelijk te helpen.
De terugkeeroperatie was bijzonder goed voor
bereid en georganiseerd. Hier leverde de gemeente
Amsterdam een prima prestatie.
Hoe verwerkten de inwoners van Tuin
dorp Oostzaan het leed?
Tegenwoordig staan er bij rampen hele batterijen
deskundigen klaar om mensen te helpen bij het
verwerken van het psychische leed. In 1960 was
daarvan geen sprake. De geneeskundige en mate
riële hulp was goed, maar voor de traumatische
aspecten bestond nauwelijks aandacht.
De Tuindorpers reageerden veelal gelaten.
Typerend zijn uitspraken als 'Gelukkig leven we
nog' en 'We hebben wel meer meegemaakt'. De
inwoners wilden natuurlijk graag vergoeding voor
geleden schade, maar vonden dat ze hun boontjes
toch vooral zelf zoveel mogelijk moesten doppen.
Het parool was: niet zeuren maar aan de slag! Dat
hadden ze bij eerdere tegenslagen ook gedaan. De
Tweede Wereldoorlog lag nog maar 15 jaar achter
hen. Vergeleken met de verschrikkingen van 1940
1945 viel dit eigenlijk nog wel mee.
Opvallend is ook de volgzame houding ten
opzichte van de autoriteiten. Natuurlijk werd er wel
eens gemopperd, maar van echte protesten was
geen sprake. Dat had alles te maken met de tijd
geest. Pas halverwege de jaren zestig ontstond een
klimaat waarin autoriteiten werden tegengespro
ken en soms uitgedaagd door mondige burgers,
aanvankelijk met name de studenten. In 1960 was
hiervan nog niets te merken. De arbeidersbevol
king van Tuindorp Oostzaan was niet erg geneigd
om de maatregelen van het gezag ter discussie te
stellen. Men hield zich netjes aan de regels van de
overheid en maakte geen misbruik van de situatie,
zoals blijkt uit het geringe aantal diefstallen in het
rampgebied. Er werd in die tijd nog keurig met
twee woorden gesproken, ook tegen nieuwsgierige
journalisten: 'Ja, meneer, nee, meneer'.
Men toonde zich over het algemeen tevreden
met de royale schadevergoedingen. Niet iedere
schadeclaim was terecht, maar de bevolking was
zeker niet geneigd om er een slaatje uit te slaan.
De Vergeten Watersnood
67