gens niet - omdat hierdoor verschillende bestuur
lijke verantwoordelijkheden door elkaar heenlie
pen. In die tijd was dat echter heel gebruikelijk,
niemand keek er van op.
Volgens Thijsse was Rijkswaterstaat niet zodanig
geoutilleerd dat men kon voorzien wat de gevol
gen waren van het maken van de damwandschot-
ten. Voor de aanleg van de waterleiding was door
de gemeente Amsterdam vergunning gevraagd en
gekregen bij het polderbestuur. Was een specia
list in grondmechanica om zijn mening verzocht,
dan zou hij hebben geadviseerd de leiding niet
in de zandlaag van de dijk te leggen omdat dat te
gevaarlijk was. Was de buis in een kleilaag gelegd,
dan zou er waarschijnlijk niets zijn gebeurd. Maar
Amsterdam noch het polderbestuur beschikte
over die grondmechanische kennis, en dus zou
het volgens Thijsse 'beslist onredelijk zijn' om de
gemeente of het polderbestuur verantwoordelijk te
stellen voor het gebeurde.
Samenloop van omstandigheden
Redelijkerwijs was niet te voorzien dat de dijk
gevaarlijk werd verzwakt door de werkzaamheden
die in 1959 en januari 1960 werden uitgevoerd.
Ook prof. Thijsse kostte het veel moeite om de
dijk 'op papier stuk te krijgen'. Voor de toezicht
houdende instanties was het naar zijn mening
technisch onmogelijk zich in detail te verdiepen
in de toestand van de dijken die aan hun zorg zijn
toevertrouwd. Er werd weliswaar een geregelde
controle uitgeoefend, maar die kon volgens Thijsse
'onmogelijk verder gaan dan het constateren dat de
kade er nog is en er op het oog intact uitziet'.
De vraag rijst dan natuurlijk wel, of men de
veiligheid van de inwoners van Tuindorp Oostzaan
mocht toevertrouwen aan instanties die onmogelijk
in dit opzicht voor hun taak berekend konden zijn.
Thijsse's nogal laconieke antwoord: 'Dit gaat die
instanties niet aan, maar de wetgever'. Zijn slotcon
clusies waren als volgt:
'a. De doorbraak is veroorzaakt door de samenloop
van een aantal omstandigheden, deels ontstaan
tengevolge van het uitvoeren van werken in de
kade en in Zijkanaal H tussen december 1958
en oktober 1959.
b. Deze samenloop is redelijkerwijs door de
betrokken instanties niet te voorzien en dus
zeker niet te voorkomen geweest'.
Geruststellend eindoordeel
Een geruststellende uitkomst voor de betrok
ken instanties! Ze waren weliswaar formeel
verantwoordelijk voor de veiligheid van de dijk,
maar niet schuldig aan de doorbraak. In de pers
verschijnt een cynische cartoon. Drie mannen
(Dijkcontroleurs, Polderbestuur en Publieke
Werken Amsterdam) liggen op de dijk langs
het zijkanaal, met hun handen in het water. Het
onderschrift luidt: 'Ziezo, we kunnen onze handen
wassen in onschuld'.
De Noorder IJpolder was voor 75 procent in handen van de gemeente Amsterdam. In het landelijk gedeelte werd in 1960 nog geboerd.
62
De Vergeten Watersnood