aan de zuidelijke, zo nam sluiswachter Bruggink
waar. Volgens Thijsse was dat ook logisch, want de
stroom kwam uit het Noordzeekanaal en maakte
dus een grote boog naar rechts om door het gat te
komen. De buitenbocht schuurt dan sterker uit dan
de binnenkant.
Thijsse concludeerde dat de doorbraak begon
bij de hoek van de terp waarop het gemaal stond,
vlak tegen het damwandschot. Waarschijnlijk had
er vanaf het begin een opening gezeten aan beide
kanten van het schot. Een sterke aanwijzing hier
voor was dat de RP 55 (de boot van de Rijkspolitie
te Water) tussen 07.30 uur en 07.45 uur bijna de
polder werd ingesleurd door de sterke stroom
tussen het gemaal en de overblijfselen van het
schot.
Vreemd was wel, dat hoofdopzichter De Waard
van Publieke Werken van de gemeente vóór 07.20
uur op een schetstekening de zuidkant van het gat
situeerde op een tiental meters ten noorden van
het schot. Volgens prof. Thijsse moest De Waard
zich hebben vergist. 'Het lijdt geen twijfel: de
doorbraak is ontstaan ter plaatse van het schot, of
althans in de onmiddellijke nabijheid daarvan'.80
Reconstructie
Het water stroomde op 14 januari niet over de
dijk heen, daarvoor was de kruin te hoog. Was het
gat meer noordelijk ontstaan, dan zou dit wel zijn
gebeurd, want daar was de dijk eigenlijk niet hoog
genoeg. Een 'op zichzelf bedenkelijke toestand',
aldus Thijsse, maar op 14 januari 1960 speelde dit
geen rol. Het peil van het Noordzeekanaal was
normaal, tussen NAP -0,3 m en -0,4 m. 'Zelfs bij de
krachtigste golfbeweging in het Noordzeekanaal
zou geen water op, laat staan over de kruin zijn
gekomen'. De doorbraak moest dus worden toege
schreven 'aan sterke zetting of aan verlies van even
wicht van het lichaam van de kade'.
Vóór 1959 was het dwarsprofiel zodanig, dat
men zich geen zorgen hoefde te maken. Een
kruin van tien meter breedte, een flauw talud
(1:4 of nog meer) kon zelfs als het peil van het
Noordzeekanaal boven NAP kwam geen ellende
veroorzaken. Door de baggerwerkzaamheden in
Zijkanaal H in 1959 ging er iets af van het dwars
profiel, maar dat had geen invloed op de stabiliteit
van de dijk. De daaropvolgende baggerwerken
in verband met de aanleg van een ligplaats voor
woonschepen betekenden volgens Thijsse wel een
aderlating, maar het overblijvende profiel was nog
wel voldoende.
Om meer aan de weet te komen over de bouw
en stabiliteit van de dijk, liet Thijsse na de ramp
negen boringen en twee sonderingen uitvoeren
door het Laboratorium voor Grondmechanica te
Delft. Uiteraard konden die boringen en sonderin
gen niet op de plek van de doorbraak zelf plaats
vinden, daarom werden ze direct ten noorden
en ten zuiden van het gat uitgevoerd. Door deze
onderzoeken kon een betrouwbare reconstructie
van het profiel worden gemaakt. Conclusie: de klei
en veenlagen waren waterdicht, de zandlagen lieten
vrij gemakkelijk water door. De taludbekledingen
waren niet helemaal waterdicht, dat verklaart ook
dat de dijk kwelde. Bij normale waterstanden in het
Noordzeekanaal was de dijk behoorlijk dicht, maar
zodra het peil iets steeg begon het kwellen.
Damwand
Uit Thijsse's onderzoek bleek verder dat het plaat
sen van het damwandschot niet zonder problemen
was verlopen. Een aantal damplanken en palen kon
slechts met moeite worden geplaatst, men moest
forceren om ze op redelijke diepte te krijgen. Dat
bleef niet zonder gevolgen. 'De conclusie is', aldus
Thijsse, 'dat het kanaaltalud in de omgeving van de
waterlijn in augustus 1959 flink is mishandeld'. De
plaatsing van de damwandschotten had bovendien
nauwelijks een positief effect op het golven van
het water als er schepen passeerden, zelfs niet als
het kleinere schepen betrof. Het kanaal bleef dus
even onrustig als voorheen. Ooggetuigen hadden
dit trouwens al opgemerkt. Door die onrustige
golfbeweging werden de planken van de damwand
steeds heen en weer gewrikt, waardoor er ruimte
ontstond tussen de damplanken en de omringende
grond, en door die ruimte werd dan weer water
geperst.
Scheepvaart
Hadden de weersomstandigheden en de passe
rende schepen invloed op het gebeurde? 'Het was
Profiel van de dijk van de Noorder IJpolder, 14 januari 1960. Noord-Hollands Archief, Haarlem.
De Vergeten Watersnood 59