uoo
OOiTiAAn
Oude dijk
In zijn rapportage ging Thijsse allereerst in op
de geschiedenis en de conditie van de dijk. Op
het moment van de doorbraak was de Noorder
IJdijk 83 jaar oud. Hij was in 1877 aangelegd, kort
na de drooglegging van het IJ en het graven van
het Noordzeekanaal met zijn zijkanalen. De dijk
bestond uit zand, klei en veen, afgedekt met een
dikke laag grind en een verharde rijstrook. De
bermen en het flauwe talud waren bekleed met een
grasmat, terwijl zich aan de kanaalkant een riet
berm bevond die enige bescherming gaf.
Het officiële peil in het Noordzeekanaal en
zijn zijkanalen was NAP -0,5 m. Door het spuien
bij IJmuiden fluctueerde dat uiteraard. Een enkele
maal steeg het peil zelfs tot boven NAP, bij voor
beeld in 1928: NAP +0,15 meter. Dat leverde toen
voor de dijk geen problemen op. Ook het passe
ren van schepen zorgde voor schommelingen in
de waterstand, vooral wanneer grote, diepgeladen
schepen met een flinke vaart voorbij kwamen.
Overigens mochten schepen met een diepgang van
meer dan 6,5 meter volgens een uit 1933 daterend
reglement niet harder varen dan 10,5 km per uur.
Uiteraard was prof. Thijsse geïnteresseerd in
eventuele veranderingen die zich in de periode
vóór de dijkdoorbraak hadden voorgedaan, zowel
in het Zijkanaal H als aan de dijk zelf. In de winter
van 1958-'59 bleken er baggerwerkzaamheden in
het zijkanaal te zijn uitgevoerd. Verder voerde de
gemeente Amsterdam in 1959 werkzaamheden uit
in verband met de aanleg van een ligplaats voor
woonschepen aan de oostelijke oever van het
kanaal, tussen de Oostzanerdijk en het gemaal. De
werkzaamheden bestonden volgens Thijsse uit vijf
onderdelen:
1. Baggerwerk in het kanaaltalud van de polder
dijk, nodig om de woonschepen vlot te houden.
'Het schijnt dat dit werk zorgvuldig is uitge
voerd; dit geschiedde in juni-juli 1959', aldus
Thijsse.
2. De aanleg van een remmingwerk met een lengte
van ruim één kilometer, bestaande uit gordin
gen die werden bevestigd aan in het talud van
de dijk geheide palen, uitgevoerd in juni 1959.
3. De plaatsing van twee damwanden bij het
gemaal, loodrecht op de as van het kanaal. Deze
damwanden functioneerden als golfbrekers,
zij moesten het slingeren van het water in het
zijkanaal na het passeren van schepen door het
Noordzeekanaal verminderen. De damplanken
werden geheid in de kanaalbodem en in de
taluds van de dijk. Ze werden gesteund door
gordingen die op hun beurt werden bevestigd
aan ingeheide palen. Het schot aan de kant van
de Noorder IJpolder was 24 meter lang, dat aan
de westelijke oever 18 meter. Tussen de koppen
bleef een opening van 12 meter breed voor de
scheepvaart. Dit werk werd in augustus 1959
uitgevoerd.
4. De aanleg van een nieuwe waterleidingbuis in
de dijk in het najaar van 1959. De bestaande
2-duims buis werd onvoldoende geacht voor
toevoer naar de woonarken. De nieuwe 4-duims
buis van asbestcement, werd - net als de oude -
gelegd in de kruin van de dijk op een diepte van
ongeveer 80 centimeter.
5. Op het moment van de dijkdoorbraak was net
een schakelkast op de kop van de oostelijke
damwand geplaatst, en was men nog bezig met
het plaatsen van een lantaarn.
Waar begon het?
Zoals we eerder zagen, meende prof. Thijsse op
grond van getuigenverklaringen dat de dijkdoor
braak omstreeks 05.00 uur plaatsvond. Het gat
werd uiteindelijk ruim 40 meter breed. Het bevond
zich vijf meter ten zuiden van het damwandschot
tot ongeveer 35 meter aan de noordzijde. Het gat
moet al meteen verscheidene meters, wellicht een
meter of tien, breed zijn geweest, anders kon het
zich niet zo snel hebben uitgebreid. Die uitbreiding
voltrok zich aan de noordelijke kant sneller dan
lyfOLDtü
L 3.di
SLOTttflirlrllCn
HlDOfiLVÏLD.
«uPLil
Detail uit de polderkaart van Noord-Holland met de Noorder
IJpolder waarin Tuindorp Oostzaan ligt, 1936. 15 het
elektrisch gemaal. Ontleend aan D. Kooiman, De zeeweringen
en waterschappen van Noordholland (Alphen aan den Rijn
1936).
58
De Vergeten Watersnood