mei de stadsstoommachine van Amsterdam lenen
voor de droogmaking.64 Een van de molens zou
daarmee worden opgetuigd. De stadsstoommachine
van Monnickendam werd ook nog ingezet. Een
paar moderne middelen zijn uiteindelijk dus toch
gebruikt.
De zomer was in aantocht en de Schermer
boezem zou, net als in andere jaren, wel wat
zakken. Maar bood hij voldoende berging voor
al dat vloedwater? Blanken dacht van niet. Op 2
mei schreef hij wéér een notitie dat lozing op het
Nieuwe Diep geen oplossing kon zijn.65 De sluizen
daar lagen veel te ver van Waterland en de kana
len van de Schermerboezem waren te bochtig en
hadden teveel zijwegen. Hij en zijn ingenieurs
zonnen koortsachtig op middelen om al dat
- inmiddels vervuilde - zoute overstromingswater
ergens op te slaan en kwamen met het idee dat de
grote droogmakerijen het maar moesten inlaten. De
Beemster zou dus smerig water op zijn schone land
moeten toelaten. Het plan had nog een voordeel:
de kanaalvaart, die met de dag levendiger werd
- en 's konings fregat, dat binnenkort de vaart zou
maken - hadden dan geen last, schreef Blanken.
Blanken begreep ook wel dat de heren van de
Beemster niet verheugd zouden reageren op zijn
idee maar hij had goede hoop dat een beetje druk
van hogerhand (de majesteit) wel zou helpen. De
gouverneur, een beminnelijk man die niet graag
weigerde, lijkt nog te zijn meegegaan in dit plan.
Hij heeft in elk geval enkele lieden gepolst die
- hoe kan het anders - buitengewoon afwijzend en
negatief reageerden.66
Lozen
Intussen had dijkgraaf Simon de Vries op 25 april
gesproken met de minister van Binnenlandse
Zaken, die enige dagen in Amsterdam verbleef. Hij
heeft hem waarschijnlijk deelgenoot gemaakt van
zijn twijfels of er echt wel werd geloosd op het
Nieuwe Diep. Enkele dagen later sprak de minister
ook uitgebreid met de gouverneur en met Blanken
over de problemen. Bij die gelegenheid verzekerde
Blanken de beide andere heren nog eens met klem
dat de sluisdeuren aan het Nieuwe Diep echt open
stonden bij eb.
Toch was er nu ook bij de gouverneur twijfel
gerezen. Een marineman, schout bij nacht Ruysch,
had hem verteld dat hij, gedurende de paar dagen
die hij net in Den Helder had doorgebracht, alleen
maar gesloten sluisdeuren had gezien.67 Op 3 mei
stelde Van Tets van Goudriaan, strikt vertrouwelijk,
per brief aan de schout van Den Helder de simpele
vraag of er nu wel of niet bij eb werd geloosd. Drie
dagen later antwoordde deze dat de sluizen eigen
lijk nooit openstonden, behalve dan om schepen te
schutten, en dat gebeurde vaak bij vloed.68
De gouverneur gaf dat onmiddellijk door aan
de minister, maar vermeldde er discreet bij dat
Blanken onderhands van het negeren van zijn
orders op de hoogte diende te worden gesteld.
Gezicht over de Purmerendervaart (later Noordhollandsch kanaal) vanaf Buiksloot. Penseeltekening door G. Lamberts, vóór 1825.
Provinciale Atlas Noord-Holland, Haarlem, prenten en tekeningen, nr. 5693.
50
Watersnood in Waterland