De compensatie werd berekend op 60 procent voor verloren vee en 55 procent voor woningen, zoals gezegd alleen uit te delen aan personen die echt geen andere middelen van bestaan of eigen fondsen hadden. Alle ingediende schadelijsten werden door leden van de Districtscommissie zelf gecontroleerd, alle gevallen apart beoordeeld. Voor elke penning compensatie moest aangetoond worden dat een slachtoffer echt niet zonder die hulp kon. Het was hard werken voor de leden van de districtscommissie te Buiksloot en voor de gemeentebesturen. Op vastgestelde dagen moesten die met hun lijsten klaar zitten om de commissie leden te ontvangen. Die vonden altijd wel iets wat niet deugde. Maar tenslotte werden eind augustus, begin september de gelden uitgekeerd. Gelukkig was toen het water, behalve in de droogmakerijen, ook van het land verdwenen zodat de boeren plan nen konden maken voor het volgende jaar. Met vooruitziende blik reserveerde de Commissie een som van 20.000 gulden voor de aankoop van hooi, om aan het eind van de herfst uit te delen. Het was niet moeilijk te voorzien dat de drooggevallen landerijen dat jaar geen hooi zouden opleveren en dat de verarmde landman niet in staat was dit zelf aan te schaffen om zijn vee de winter door te loodsen. Tenslotte de arme bewoners van de onderge lopen meren als de Wormer en de drie Waterlandse meren. Zij hadden geen inkomsten in het jaar van de overstroming en ook het volgende jaar konden zij niets met hun grond aanvangen, omdat pas tegen de zomer van 1826 hun landerijen weer droog vielen. Hun lot was nog harder dan dat van de andere bewoners van de overstroomde gebie den. Voor hen werd een bedrag apart gehouden, dat is verdeeld na het droogvallen van de meren. Die verdeling vond plaats in augustus 1826. De overstroomde Wijde Wormer bij het Heerenhuis. Overgenomen uit G.J. Honig (ed.), De overstrooming in de Zaanlanden in het jaar 1825, volgens de aant. in het dagboek van f. fsz. Honig (Koog-Zaandijk 1916). Watersnood in Waterland 45

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2010 | | pagina 46