Het verdronken vee was bijna geheel waarde
loos, een enorme schadepost voor de boeren. Maar
iets kon nog te gelde worden gemaakt: de huid
en het vet van de koeien. De vilders kregen heel
drukke dagen om de huiden, die daar nog geschikt
voor waren, van de koeien te stropen. Het vet werd
verwerkt tot smeer. Kennelijk was er met de been
deren weinig aan te vangen want de overgebleven
karkassen moesten naar open zee gesleept worden
om besmettingsgevaar te verminderen. Het blijkt
dat dit laatste soms teveel inspanning was. Op 22
februari dobberden er nog gevilde kadavers tegen
de dijk van de Belmermeer. Claas Jongh Visscher
schreef er een pinnig briefje over aan zijn collega
van Broek in Waterland, onder wiens verantwoor
delijkheid de Belmer viel.38
Op 15 maart - het gat van de doorbraak was
toen dicht en iedereen verwachtte dat het land
spoedig droog zou vallen - schreef de gouverneur
dat in de sloten aangetroffen vee onverwijld opge
ruimd diende te worden. Bij voorkeur moesten
de halfvergane krengen in diepe gaten worden
begraven. Ook dan blijken de Broekers nog nalatig,
zodat ook Monnickendam klaagde. Gelukkig is er
in Waterland geen epidemie uitgebroken.
Theologische geschillen
Er heerste al direct na de ramp een lichtelijk opge
wonden, vrijgevige stemming in Nederland; een
collectieve geest van hulpvaardigheid, gulheid en
gemeenschapszin was vaardig geworden over heel
het land. Wat was het heerlijk te geven. Iedereen
deed mee, organiseerde collectes, benefietvoorstel
lingen, cantates, publiceerde 'lierzangen', 'uitboeze-
mingen' of ander dichtwerk en de opbrengst was
voor de slachtoffers. Geen eerdere watersnood had
zo'n stroom aan pamfletten en andere kleine publi
caties teweeg gebracht als deze. Zeemanshoop,
dat zich zo manhaftig opstelde, kreeg er per week
vele tientallen honoraire leden bij, iedereen wilde
deze barmhartige helden wel steunen.39 Misschien
was er sprake van enig zwelgen in eigen goed
heid, maar dat was bijzaak want de donaties bleken
genereus en waren hoogst noodzakelijk. Bovendien
was men ervan verzekerd dat geven God welgeval
lig was:
"Ja, heilig Vaderland! God heeft een welgevallen
In de offers, die gij brengt, bij honderd duizendtallen,
Hij schiet zijn' vaderblik al zeegnende op u neêr,
En de Englen galmen u een lofgezang ter eer".40
Het liefdevolle geven leek zich tot een nationale
rage te ontwikkelen. Misschien was het wel een
bindende emotie in dit nieuwe, grote konink
rijk. Ook in Brussel en Antwerpen werden grote
opbrengsten genoteerd voor de collectes.
Toch was er een stoorzender actief; een klein
groepje Christenen zette een domper op de geef-
vreugde. Die domper kwam al een week na de
dijkdoorbraak, toen de in Amsterdam werkzame
Engelse predikant Algernon Sydney Thelwall,
tevens zendeling vanwege de London Society for
Promoting Christianity amongst the Jews, zijn
brochure Keert u tot Hem die slaat publiceerde.41
Die behelsde geen troostende tekst voor de slacht
offers en ook geen applaus voor de gulle gevers.
Het was een aanklacht aan Nederland, dat geen
openbare bid- en vastendag had afgekondigd, om
zich voor God en zijn almacht te verootmoedi
gen. Het ging over de wrekende God die optrad
tegen het goddeloos gedrag van de Nederlanders.
Thelwall wees vooral beschuldigend naar hervorm
de predikanten, die door hun lichtzinnigheid de
zondvloed op hun geweten zouden hebben. God
strafte Nederland met zijn oordeel, dit onheil viel
niet toe te schrijven aan natuurlijke oorzaken. Er
was maar één remedie mogelijk: de grondige beke
ring waartoe deze zondvloed opriep: keert u tot
Hem die slaat.
Deze brochure was in twee dagen geschreven
door Thelwall en in nog eens twee dagen vertaald
door de arts Abraham Capadose, één van de
mannen van het eerste uur van het Réveil. Dit was
een bijbelse opwekkingsbeweging die zich afzette
tegen de verworvenheden van de Verlichting.
Het bijzondere was dat zij aanhang verwierf in
hogere burgerkringen. Capadose was bevriend
met Bilderdijk en familie van Isaac da Costa, de
schrijver van Bezwaren tegen den Geest der eeuw,
dat nog maar twee jaar tevoren was gepubliceerd.
Da Costa's Bezwaren was een soort beginselpro
gram geworden voor deze orthodoxe christenen.
In hetzelfde jaar 1823, waarin de Bezwaren waren
gepubliceerd, was Capadose zijn strijd tegen de
pokkenvaccinatie begonnen. Het waren mannen
met een krachtig gevoel van urgentie omtrent
de geestelijke toestand van het land, vandaar het
tempo van publicatie van Thelwall's brochure die,
zoals viel te verwachten, een heftige pennenstrijd
teweegbracht. Het groepje rond Bilderdijk en Da
Costa reageerde natuurlijk instemmend op deze
brochure uit eigen kring. Bilderdijk deed zelfs
nog een eigen duit in het zakje met bespiegelin
gen over de vrijgevigheid. Die leidde slechts tot
zelfverheerlijking en erger: kon strijdig zijn met
het godsoordeel. Vooral de benefietvoorstellingen
brachten slechts zondig geld op, want door zondi
ge middelen verkregen. Ook daar kon niets goeds
van komen. Geven als zodanig was overigens niet
verkeerd: ook de opbrengst van Thelwall's brochu
re was bestemd voor de slachtoffers.
Maar buiten deze kring stuitte de brochure
vooral op tegenstand. Nog vond het gedachtegoed
van het Réveil slechts bij een kleine minderheid
aanhang, zeker waar het de duiding van de oorzaak
van deze watersnood betrof. Nog steeds was de
40
Watersnood in Waterland