dijk, laag dus. Nadat het water gevallen was, bood die een macabere aanblik. Er was kort voor de doorbraak een graf geopend en het water had er zich kolkend ingestort, kisten en zand loswoelend en met zich meesleurend, om de resten willekeurig door elkaar gesmeten, achter te laten. De predikant van Durgerdam, Adriaan Houtkamp, heeft een verslag van de gebeurtenis sen gepubliceerd, samen met een preek die hij op 13 maart in de pas herstelde kerk van zijn dorp hield.26 Hij maakte alles van dichtbij mee, zijn verhaal komt uit de eerste hand. Hij vertelt dat zodra het nieuws van de doorbraak was aange komen, iedereen zich voorbereidde op de vrese lijkste doodsberichten. Gelukkig bleek dat de bewoners van Ransdorp en Holysloot, de andere twee dorpen die deel uitmaakten van de banne, zich tijdig in veiligheid hadden kunnen brengen. In de vroege ochtend van zaterdag de vijfde kwam de melkschuit uit Ransdorp al naar Durgerdam om dit bericht te brengen. Met diezelfde schuit kwam onder andere ook de dominee van Ransdorp mee, die door zijn Durgerdammer collega harte lijk in huis werd opgenomen. De Ransdorpers vroegen dringend hulp bij de evacuatie van hun dorp. Via de overhalen konden de beschikbare schepen nooit snel genoeg van het buitenwater naar binnen gebracht worden. Enkele vermetele Durgerdammers waagden het die ochtend, in de vliegende storm, door de doorbraak heen te varen om met hun schuiten mensen met hun bezittin gen in veiligheid te brengen in Durgerdam. In het archief van het hoogheemraadschap bevindt zich een kort berichtje, dat Claas Jongh Visscher op deze vijfde februari "in vliegende haast" aan zijn dijkgraaf neerkrabbelde. Hij schrijft daarin dat twee schuiten de hele dag af en aan voeren naar Ransdorp en dat op het moment van schrijven er net drinkwater en brood heen werden gebracht.27 Pas in de middag lukte het twee andere schip pers naar Holysloot te varen. Een van die twee schuiten was eerst nog vast komen te zitten op de veenbonken, die door het water losgewoeld waren, zoals Claas Jongh Visscher aan de dijkgraaf schreef. De twee kwamen met een aantal inwoners terug, voor zover die zich niet in het dorp Uitdam in veiligheid hadden weten te brengen. Aan het eind van die middag was de bevolking van deze beide plaatsen in veiligheid. In totaal werden 150 perso nen opgenomen in de huizen van Durgerdammers, waar zij warm werden onthaald. Intussen was het vee nog grotendeels aan de elementen overgelaten. Haast was dus geboden. Een dag later, op zondag 6 februari, werden ook schuiten de overhaal bij Durgerdam overgetrokken, om Ransdorp verder te helpen evacueren. Veel vee bleef daardoor behouden. Ook uit Buiksloot, Schellingwoude en Nieuwendam kwam hulp en ook daar stelden de bewoners hun huizen open. Voor al die vluchtelin gen was er onvoldoende voedsel aanwezig, hulp van buiten was hard nodig. Voedselhulp uit de buurt Op zondag 6 februari was er een Amsterdammer, die begreep dat de dijkdorpen voedselhulp nodig hadden: P.A. van Voorthuizen, die op Kattenburg woonde. Hij had aan de overkant van het IJ koeien op de dijk zien staan en besefte hoe ernstig de situatie daar was. Hij stuurde voor eigen rekening een aanzienlijke partij rogge- en tarwebroden en 50 gulden naar Durgerdam. In zijn verslag dankt dominee Houtkamp hem daar hartelijk voor. Intussen lieten ook de steden Purmerend, Monnickendam en Edam zich niet onbetuigd. Het water stond ook daar wel in de straten, maar de stenen huizen waren er betrekkelijk veilig en de steden lagen toch altijd iets hoger dan het omrin gende land. Veel dorpelingen waren daar dus heen gevlucht. Ondanks al die extra monden, zonden ook de steden voedsel en drinkwater naar de overstroomde dorpen in de omgeving. Zo voeren al kort na de doorbraak Monnickendammers en Edammers in hun schuitjes naar zwaar getroffen dorpen als Broek in Waterland en Zuiderwoude, om de stand van zaken op te nemen en vooral om te helpen. Dit was alles privé-initiatief. Een Edammer hulpverlener heeft zijn wederwaardig heden in dichtvorm gepubliceerd. Hij was van geboorte een Broeker en ging op zoek naar zijn broers, maar werd toen zo getroffen door de ellende, dat hij nog enkele malen terug is gegaan met eerste levensbehoeften.28 Hij vertelt hoe hij en zijn vrienden langs de Purmerringvaart voeren en vandaar doorstaken naar Broek. Daar zagen ze het wanhopig tafereel van de overstroming in volle hevigheid: "Maar.. Ach! Men zag 't tooneel der akeligheid beginnen; het rundvee hing gekneld, verdronken in't geboomt, of dreef nog in den stal, of was daar uit gestroomd". Ook komen ze een grijsaard tegen, die wezenloos voor zich uitstaarde, en spreken hem aan. Hij zegt, met tranen in zijn ogen en bevend van aandoening, dat het zijn vee is dat daar dood in de stal ligt. De tochtgenoten horen het met pijn in het hart aan. Dan gaan ze een voornaam, stenen huis binnen van een welgesteld man. Met vreugde om diens goedheid zien ze hoe hij een aantal van zijn arme dorpsgenoten herbergt. Door gaat de tocht naar de kerk, waar buiten verdronken vee op de keien ligt en binnen koeien opeengepakt staan te loeien: 30 Watersnood in Waterland

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2010 | | pagina 31