sen kreeg deze houding van De Vries een pijnlijke
lading. Wat was er aan de hand? De herfst van 1824
was zacht en nat. Het sponzige land van Waterland
had zich vol gezogen en de dijken waren week.
Reden genoeg om bij storm en hoog water alert te
zijn, zoals op 15 november. Er was toen al schade
aan de dijken ontstaan. Ook de stenen beer bij
Durgerdam was er niet zonder scheuren afgekomen.
Op 15 januari 1825 schreef gouverneur Van
Tets van Goudriaan een boze brief aan de heer
dijkgraaf van Waterland.17 De gouverneur betoonde
zich zeer ontevreden over het stilzwijgen van de
dijkgraaf over de "defecten aan de stenen beer, die
door de stormen waren veroorzaakt". Ik, schreef
Van Goudriaan, heb u al op 29 november 1824
gevraagd de beer te inspecteren, mij uw bevin
dingen mee te delen en een voorstel tot herstel te
doen. U heeft niet geantwoord! Ik kon derhalve
de regering niets melden. Door de Commissaris
van Oorlog is nu het besluit genomen de beer aan
de buitenkant van een rijzen (rijshouten) berm
te voorzien. Als deze aanpak u niet zint, dan ligt
dat aan uw eigen stilzwijgen, waardoor ik niets
beters heb kunnen voorstellen. En wilt u mij in
het vervolg niet meer onkundig laten van hetgeen
met de veiligheid van de Waterlandse Zeedijk in
verband staat en voortaan altijd aan mijn verzoeken
voldoen?
Dit was een pittige brief. De dijkgraaf deed
niet eens overmatig veel moeite weer in het
reine te komen met de gouverneur. Ik was laat,
antwoordde hij pas op 23 januari, omdat de schout
(in de dorpen heette een burgemeester nog schout)
van Ransdorp, tevens hoogheemraad, verzuimd
had mij rapport uit te brengen van de defecten
aan de beer. Hij meldde het pas toen ik hem wat
later toevallig in Amsterdam tegen het lijf liep.
Na uw schrijven van 29 november heb ik op 3
december de bewuste stenen beer geïnspecteerd
en in beide vleugels een verticale scheur ontdekt
van een breedte van 20 tot 30 strepen (millimeter).
Die scheuren waren er ook al bij vorige inspec
ties, die ik samen met u deed, maar nu zijn ze wat
breder geworden door een kleine verzakking in het
lichaam van de beer én door de aanpersing (hier
waarschijnlijk inklinking) van de dijk, die in de
afgelopen zomer wat verdroogd was en verzwaard
is. Maar het is niet zo erg, dat er dadelijk gevaar uit
voortvloeit voor Waterland of dat de situatie direct
ingrijpen vereist. Dan zou ik onze eigen voorraad
daarvoor wel hebben aangesproken. Zo weinig
belangrijk acht ik deze zaak, dat ik ons college
niet eens voor een buitengewone vergadering
bijeengeroepen heb (De dijkgraaf klinkt hier zelfs
arrogant). Ik zal het nu wel ter tafel brengen op de
gewone vergadering op de 27e, gaat hij verder.18
Eerder hoeft niet, omdat de afdammingswerk
zaamheden het beste pas in mei kunnen worden
uitgevoerd. Dit is dus de reden van mijn vertraagde
antwoord. Het plan van de Commissaris van Oorlog
lijkt ons voldoende. Om de kosten van onderhoud
te drukken zou echter een aarden dam beter zijn
dan een schoeiing van rijshout, en dan voorzien
van een stenen glooiing, zoals langs de gehele
Waterlandse dijk wordt aangelegd.
Nog geen twee weken later zou hij wensen dat
hij de verzakking wel had herkend als een teken
dat er met de stenen beer iets mis was, en dat hij
wel direct had ingegrepen.
Het familiewapen van Simon de Vries. Detail uit de
wapenkaart van de hoofdingelanden van de Beemster.
Collectie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
Edam. Foto C. de Gooijer, De Rijp.
22
Watersnood in Waterland