hutten. Zij moesten hun baggerwerk uitvoeren
met de baggerbeugel, een soort schepnet met een
brede, ijzeren rand. Zwaar werk. De polderjongens
werden bovendien voortdurend onderbetaald en
afgeknepen. Ze kwamen voor het grootste deel
van elders en hadden dus weinig binding met de
plaatselijke bevolking. Dat maakte het makkelijker
hun ellende af en toe te compenseren op manieren
die haaks stonden op het geldende fatsoen. Soms
verdroegen ze de knevelarij helemaal niet meer en
sloegen aan het muiten.
Niet al het werk kon met de baggerbeugel
worden verricht. In Waterland werden ook twee
baggermolens ingezet, die door paarden werden
aangedreven.11 Er zijn nog proeven gedaan met een
Amsterdamse moddermolen die op stoom liep, maar
die hebben niet tot bevredigend resultaat geleid.
De aanleg van de sluizen werd tegelijk aange
vat met het baggerwerk, zodat het hele project in
één keer opgeleverd kon worden, volgens plan
in oktober 1825. De aanleg van sluizen, waaier
sluizen naar Blankens eigen ontwerp, vergde
nogal wat waterstaatkundige aanpassingen. Het
Buiksloterkanaal, dat van het IJ in de lengte door
de landtong Volenwijk naar Buiksloot liep, was
tot dan toe open geweest naar zee. Er lag pas een
schutsluis in de Waterlandse Zeedijk te Buiksloot.
Nu kwam er een grote, dubbele schutsluis aan
de IJkant, de Willemsluis. Voor de grote zeesche
pen moest er een bredere doorgang komen in de
zeedijk; ten zuiden daarvan werd een ruime zwaai-
kom uitgegraven. Een schutsluis zou in Buiksloot
niet meer nodig zijn. Het hoogheemraadschap
wilde echter de dijkring toch veilig kunnen slui
ten bij hoog water. Op kosten van de kanaalbouw
werden dus dijken langs het Buiksloterkanaal
aangelegd, die aansloten op de Waterlandse
Zeedijk. En in plaats van de oude schutsluis kwam
er een brede keersluis in de Buiksloter dijk, die
gewoonlijk openstond, maar die bij hoog water
gesloten kon worden. De hoogheemraden stonden
met de neus op het werk te kijken of de dijken
wel stevig werden. Vooral de noordelijke dijk zakte
herhaaldelijk weg. Als die bezweek zou Waterland
onder kunnen lopen.
Op 12 maart 1822 'sprongen' de deuren van
de nieuwe sluis in de dijk. Hij was toen nog niet
in gebruik en lag er afgedamd bij, maar de heren
van het hoogheemraadschap lieten direct - voor
alle zekerheid - een puntdam voor de sluisdam
leggen. Blanken schreef later dat het kwam doordat
de deuren waren gaan 'kloppen' door de gelijke
waterstand aan beide zijden van de sluis en daar
door aan flarden waren geslagen.12 In het voorjaar
van 1823 keurde het hoogheemraadschap de dijken
langs de vaart eindelijk goed en stemde het erin
toe de dam voor de sluis weg te halen. De eigen,
oude schutsluis werd daarop afgebroken.
Het hoogheemraadschap trad in onderhande
ling met Jan Blanken en gouverneur Van Tets van
Goudriaan over de zeggenschap over de keer
sluis, want bij hoog water wilden dijkgraaf en
hoogheemraden toch echt zelf toezicht hebben.
Dat was niet moeilijk, Blanken hield kantoor in
een tent bij de Willemsluis, dicht in de buurt,
en had zich steeds heel aanspreekbaar betoond.
Ook de gouverneur stak regelmatig het IJ over. In
september 1822 werden de afspraken vastgelegd.
Waterland kreeg toezicht op de sluis te Buiksloot,
het was tenslotte verantwoordelijk voor de veilig
heid van Waterland. Dat hield ook enige zeggen
schap over het water tussen de Willemsluis en
Buiksloot in, want dat moest in geval van nood
worden verhoogd om de keersluis dicht te duwen.
Dit diende behoedzaam en met beleid te geschie
den, dus onder toeziend oog van de hoogheem
raad van Buiksloot of Zunderdorp én iemand van
Waterstaat. Er werden strikte regels opgesteld over
de peilen waarbij de sluis dicht ging en waarbij de
waterstand zou worden verhoogd.13
Een vlotbmg. Ingekleurde pentekening, circa 1825. Provinciale Atlas Noord-Holland, Haarlem, Rijkswaterstaat, kaarten voor 1850,
nr. 0785.
18
Watersnood in Waterland