spoed. Blanken koos zoveel mogelijk voor aanleg door bestaande vaarten en boezemwateren, zodat het werk grotendeels uit baggeren zou bestaan. Het kanaal werd zo geleidelijk aan op breedte en diepte gebracht. Tijdens het werk was het op deze manier al bevaarbaar, voor niet al te grote schepen tenminste. Jan Blanken en het hoogheemraadschap Voordat het baggerwerk in Waterland begon, kreeg het Hoogheemraadschap Waterland de beslis sing voorgelegd of het kanaal afgescheiden moest worden van de Waterlandse boezem of juist niet. Blankens plan voorzag in een kanaal dat gelijk lag met het Waterlandse water. Met een meerderheid van slechts één stem stemde de vergadering van hoofdingelanden er toen mee in het water van het kanaal gemeen te maken met de overige wateren van het gebied.9 Er hoefden dan geen sluisjes te komen in de kaden langs het kanaal en dat was makkelijker voor de boeren als ze van de ene kant naar de andere wilden varen. Ook vreesden de dorpen problemen met de afwatering van het westelijk deel van Waterland, als dat afgescheiden zou worden van de watermolens, die in het oosten stonden. Er waren er die zich toen al realiseerden dat dit tot problemen zou kunnen leiden. Via de schut sluizen aan het IJ zou vooral zout water worden toegevoegd aan Waterland; er kon bovendien slechts beperkt in het IJ worden geloosd wegens de heersende windrichting en de hoge stand van het buitenwater. Deze problemen bleken later helaas nog groter dan de ergste pessimist had verwacht, ondanks de door Blanken ontworpen dubbele slui zen. Hij had, zo vertelde hij de hoofdingelanden, rekening gehouden met de noden van Waterland en daartoe een kleine sluiskolk ontworpen naast de grote. Deze kleine kolk was bestemd voor het alle daagse regionale verkeer. De grote sluiskolk zou alleen voor zeeschepen worden gebruikt. Hierdoor kon de hoeveelheid zout water, die Waterland binnenkwam, beperkt blijven, zo spiegelde Blanken zijn toehoorders de toekomst voor. Intussen begonnen de graafwerkzaamheden, waartoe duizenden poldergasten naar Noord- Holland trokken.10 Zij werden ondergebracht in eenvoudige houten keten of geïmproviseerde De deuren van een waaiersluis met waaierkassen. Het belangrijkste kenmerk van dergelijke sluizen was dat zij zowel tegen de stroom in als met de stroom mee geopend en gesloten konden worden. De deuren draaiden in komvormige waaierkassen uitgespaard in de muren van de sluis. Ze werden bediend door de waaierkassen te vullen (deuren sluiten) of leeg te laten lopen (deuren openen) via in de sluismuur uitgespaarde riolen. Detail uit een groot houten model van een waaiersluis, circa 1825. Collectie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Edam. Foto C. de Gooijer, De Rijp. Watersnood in Waterland 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2010 | | pagina 18