Kraijenhoff genoemd. In het Waterlandse deel van
de linie kwamen batterijen en andere militaire
posten bij Monnickendam, tussen de Buiksloter- en
Broekermeer aan de Slochter, bij Buiksloot en bij
Durgerdam.
Durgerdam, dat strategisch aan de ingang van
het IJ lag, kreeg in de buitendijkse IJdoornpolder
een grote versterking. Ten oosten van het dorp
werd in de dijk ook een post aangebracht waarvan
een zogenaamde stenen beer het sluitstuk vormde.
Dat was een zware stenen muur met een gepunte
rug. Deze stenen beer moest het een vijandelijk
leger onmogelijk maken over de dijk op te trek
ken naar Amsterdam. De manschappen, die toch
over de smalle beer zouden proberen te lopen,
konden één voor één rekenen op geweervuur
vanaf versterkingen die links en rechts opgetrok
ken waren. Gewoonlijk lag er een verbindingsbrug
langs de beer, want de dijk was een belangrijke
verkeersader in Waterland. In tijden van oorlog was
die brug makkelijk weg te halen. Als de omstandig
heden erom vroegen, kon de beer ook nog worden
opgeblazen zodat Waterland onder water kwam te
staan. Soortgelijke stenen beren waren ook aan de
west- en aan de oostzijde van de stad Amsterdam
in de IJdijk aangebracht.
Het hoogheemraadschap werd slechts zijde
lings betrokken bij deze ingrepen. Zijn mede
werking werd gevraagd en meestal ook gegeven,
maar de dienstbaarheid aan de publieke zaak
kende grenzen. Zo weigerde het college in 1804,
ondanks de grote drang die werd uitgeoefend,
mee te betalen aan de kades van de IJdoornpolder
bij Durgerdam, waar verdedigingswerken zouden
worden opgetrokken.8 Het argument was dat de
polder in particuliere handen was en het hoog
heemraadschap dus geen inkomsten uit verhuur
genoot, zoals bij het eveneens buitendijkse Nesje.
De IJdoornpolder was dan wel nuttig als bescher
ming van de dijk, maar deze investering kon het
college zich absoluut niet permitteren, het had
nauwelijks geld voor het gewone onderhoud van
dijken en sluizen. In deze economisch moeilijke
tijden hadden de hoogheemraden al moeite genoeg
om de gewone omslag te innen, laat staan dat ze
voor IJdoorn een extraatje konden vragen aan de
ingelanden.
Toen er gebouwd werd aan de posten hielden
dijkgraaf en hoogheemraden de aannemers in het
oog. Ze letten daarbij vooral op de aantasting van
de rietlanden, de buitenste verdediging tegen de
zee. Daar groeven de werklieden ruwweg vaar
ten doorheen en zij vernielden de begroeiing. De
aannemers hadden ook de gewoonte klei af te
graven op plaatsen waar het hen uitkwam. Dat
waren meestal niet de plaatsen die het hoogheem
raadschap op het oog had. De heren klaagden
dus regelmatig. Wel tevreden waren ze toen de
aannemers beloofden dat de vingerling (tijdelijke
omkading van een bouwput) van de beer niet
15
De IJdoorn- of Durgerdammerbuitenpolder (noorden links). De door een lage kade omringde polder bestond rond 1750 nog voor
een groot deel uit rietland. Aan de zuidoostelijke punt werd in 1700 een bakstenen vuurtoren geplaatst. Deze maakte in 1893
plaats voor het huidige ijzeren exemplaar. Detail uit de kaart van Waterland door M. en L. den Berger, 1760. Provinciale Atlas
Noord-Holland, Haarlem, kaartencollectie, nrs. 0597-0600.
Watersnood in Waterland