Van alles zulk gerief, met vaarten, sloten, wegen,
Alles tezamen zo goed gemaakt, dat niemand iets
heeft daar tegen.
De klare waterstroom gemalen uit de valeien,
Altijd door Haarlem heen naar Spaarndam te
leiden.
Daarbij te maken ook, spuien en ook sluizen,
Dat de afgaande waterstroom naar zee zal bene
kluizen.1
En daarbij bovendien veel vaarten door de Meer,
Zodat de boer aldaar kan varen heen en weer.
De schepen buiten om, geladen met
koopmanswaren,
Zullen altijd kunnen voort, en veilig mogen varen.
Met 't paard al voor de lijn, zullen zij gaan trekken
heen,
Alzo naar Gouda toe, van Haarlem of naar 't veen.
Is dit niet beter te doen dan 't zeilen over 't Meer?
Met grote storm en wind raakt menig schip omver.
Als 't razen van dit Meer zijn kracht zal zijn
ontnomen,
En als de grond daarvan zal boven zijn gekomen:
Dan zal de grote wolf zijn brullen zijn gedaan,
't Wegspoelen van het land zal ook stil blijven staan.
Wat zal 't er anders uitzien dan, in deez' contreien!
Dat men in plaats daarvan veel vruchten zal gaan
zaaien,
In de hoop dat God de Heer Zijn zegen ook zal
geven.
Dat velen die er nu zijn dat nog mogen beleven,
Dat men het grote Meer zal gebruiken als goed land,
En dat de wegen recht met bomen zijn beplant,
De weiden goed begroeid met gras en ook met
krollen,2
De wagen op de weg zal heen en weer gaan rollen.
De landbouwer ook aldaar zijn akkerwerk zal doen,
De hovenier daarbij in 't loffelijk seizoen,
Zijn tuin zal doen bezaaien met allerhande kruid,
Waarvan hij verwachten zal veel voedsel en virtuit.3
De beesten op het veld neem dit in dank van mij)
Zullen geven hun profijt, met boter, melk daarbij.
Al schijnt dit nog wat ver, al is 't nog vrij onsien,4
Door Godes zegen groot, kan dit alles nog geschiên.
liefhebbers van het vaderland,
Dit grote werk, neem 't bij de hand,
Eer dat het komt tot meer verdriet,
Dat al de venen gaan teniet,
In plaats van land, een grote zee,
Is dat niet jammer ende wee!
Dat dit dus langer liggen zal,
Bederven 't alles, om en al.
Zie, wat een plaag hangt boven 't hoofd,
Wanneer het Meer niet wordt verdoofd,
Wat zal 't dan wezen al in 't laatst,
De veenboer die moet van zijn plaats,
Verlaten al wat daar aankleeft,
Huis en erf al wat hij heeft.
Bedenk dit, liefhebbers, voor en na,
In 't eind, de boer een bedelaar.
Mocht Colevelt dan komen weer,
Als al de hoop dan is omver,
En maken 't spel dan weer terecht,
Dan is hij wel een listige knecht,
Veel listiger als allegaar,
Dit is mijn advies in 't openbaar.
Tandem bona causa triomphat.5
Zo heb ik, Jan Adriaensz. Leegh Water, mijn
Meerboek met mijn grote kaart gemaakt, dit alles
met de goede bedoeling om te komen tot een voor
spoedige ontwikkeling en voorbereiding van het
bedijken en droogmalen van het Haarlemmermeer.
Mijn kaart heb ik aan verschillende heren getoond
en geschonken, door niemand hiertoe gedreven of
aangespoord, maar als voorstander en beminnaar
van het algemeen belang van het vaderland. Ik
hoop dat ik voor mijn langdurige arbeid en moeite
nog enige vergoeding of waardering zal ontvangen,
en dat het spreekwoord waar zal zijn:
Laborem mitigat merces.
Het loon verzoet de arbeid.
Hiermee wil ik mijn schrijven beëindigen. En als
ik hierbij tekort geschoten ben, of als ik het bedij
ken enigszins onvolkomen heb beschreven, dan
bid ik u edele heren mij dat niet kwalijk te nemen.
En mocht ik nog iets gunstigs weten dat tot profijt
en voordeel van deze bedijking en de algemene
welvaart van het land zou mogen strekken, dan wil
ik dat te allen tijde nog meedelen, en behulpzaam
zijn met de gaven die de Heer mij gegeven heeft.
De almachtige, goede, barmhartige en genadige God,
die hemel en aarde geschapen en gemaakt heeft,
strekke Zijn zegen hierover uit, en geve u allen
tezamen een kalm en vredig lang leven en het
allerbeste voor ziel en lichaam, en na dit
leven het allergrootste goed hierboven
in de hemel, met alle gelovigen en
vromen, die dit alles door genade
zullen bezitten tot in
eeuwigheid,
Amen.
89
1 Kluizen: stromen.
2 Krollen: planten.
3 Virtuit: kracht.
4 Onsien: lelijk. 5 Tandem bona causa triomphat: uiteindelijk wint de goede zaak.
Leeghwater en het Haarlemmermeer