Leeghwater in Sleeswijk1 Leeghwater gaat in de alinea's 168 en 169 kort in op een opmerking van zijn criticus Colevelt over bepaalde gebeurtenissen in Sleeswijk. Die waarschuwde in zijn reactie op het Haarlemmermeerboeck uitgebreid voor dijkbreuken en overstromingen. Als het binnenkomende zeewater niet langer in het Haarlemmermeer kon uitlopen, waren zelfs Delfland en niet te vergeten de drooggemaak te Meer zelf niet veilig. Veel mensen en vee zouden zeker verdrinken en de bedijkers waren dan alles kwijt. Een dergelijke ramp had zich onlangs nog in Holstein voorgedaan, waar een Hollandse compagnie zich met landaanwinning bezighield, aldus Colevelt.2 Leeghwater kon over dat laatste uit eigen erva ring meepraten. Hij bezocht de streek twee keer. Tijdens zijn eerste reis in 1626 was hij betrokken bij metingen van het Börmer- en Meggermeer ten oosten van Friedrichstadt. Drie jaar eerder had hertog Friedrich aan een groep Nederlanders uit het genoemde stadje octrooi verleend om deze meren droog te maken. In 1634 reisde Leeghwater in gezel schap van zijn zoon Adriaan opnieuw naar het gebied. Hij werkte nu mee aan de bedijking van de Butsloot of Botschlottertief (de oude naam van de Dagebüllerbocht) waarvoor in februari 1632 te Amsterdam door Christiaan Becker een compagnie was opgericht. Leeghwater en zijn zoon Adriaan overleefden tijdens dit karwei in 1634 op het nippertje de door Colevelt bedoelde stormramp. Leeghwater dateert deze vloed op Allerheiligen (1 novem ber), maar het gaat zonder twijfel om de Burchardi-flut of de Zweite Grosse Mandranke van 11/12 oktober.3 Van deze ramp deed hij in zijn Kleyne Chronijcke aangrijpend verslag. De wind trok 's avonds al gevaarlijk aan en ondanks een uitnodiging van een werkbaas om bij hem te overnachten, ging Leeghwater in weer en wind terug naar zijn logement dat hoger tegen de dijk aan stond. Het woei zo hard dat hij in bed geen oog dicht kon doen. Na een uur voelde zijn zoontje water op zijn gezicht druipen van tegen de dijk opgesprongen golven die op het dak neerstortten. Even later werd hij gemaand zich snel aan te kleden. Het gezelschap wilde naar het circa 60 m verderop langs de dijk staande herenhuis gaan. Dat was een gevaarlijke onderneming omdat balken en planken van de gereed liggende voorraden in het rond waaiden en het water tot de kruin van de dijk stond. In het herenhuis verzamelden zich bij elkaar 38 vluchtelingen. Op een gegeven moment begaf een deur het en stroomde het zeewater het huis binnen. Een timmerman hakte echter vlug een gat in de lage kant van het huis zodat het water weg kon. De vluchtelingen meen den dat hun laatste uur geslagen had, maar gelukkig bleef het totaal ondermijnde herenhuis overeind. Het logement was wel weggespoeld en de mensen waar Leeghwater de avond tevoren nog mee gesproken had, waren samen met duizenden anderen verdronken. Leeghwater noemde ook nog dat op enkele mijlen ten zuidwes ten van het Botschlottertief een eiland lag. Dat is het in alinea 168 genoemde Noordstrand, destijds het grootste eiland van de Noord-Friese waddenkust. Het werd door de stormvloed van 1634 totaal verwoest. De restan ten vormen de huidige eilan den Pellworm en Nordstrand. Er zijn geen aanwijzingen dat Leeghwater direct bij het bedij- kingswerk op deze eilanden na afloop van de storm was betrok ken. De uit Graft afkomstige Cornelis Jansz. Allerts (1580-1648) stak echter zijn hele bezit in landaanwinningen op Pellworm. Graft was het buurdorp van Leeghwaters woonplaats De Rijp en bovendien was Allerts even eens doopsgezind. Het is dus goed mogelijk dat Allerts door Leeghwater op de mogelijkheden in Sleeswijk is gewezen. 1 Deze kadertekst is gebaseerd op Aten 1980, pp. 18-46; Baars 1986, pp. 6-9; Leeghwater 1649, pp- 32-36, 45-47; Kunz, Panten 1997, nrs. 9, 10, 43, 45, 46, 50; De Roever 1944, pp. 204-209. 2 Colevelt 1727, alinea's 42-51, 166-168. 3 Hierbij moet nog aangetekend worden dat in Sleeswijk tot 1700 de oude Juliaanse kalender werd aangehouden. Die liep 10 dagen achter bij de reeds in 1582 in Holland ingevoerde Gregoriaanse kalender. Een vergissing was dus snel gemaakt (Grotefend 1991, pp. 24-27). 86 Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 87