fórnt bt Km cr lemmet cnöc BEDENCKINGEN ik hier duidelijk maken dat de boezem van het Haarlemmermeer daarmee niet te vergelijken is, omdat het water zich wijd en breed versprei den kan, vooral in de voorboezem ten noorden van het Huis ter Hart aan de oever van het IJ. Maar ook in de grote wijde ringsloot die met een lengte van zo'n 16.000 roeden rondom ligt en ongeveer 16 roeden breed is, soms wat minder, soms meer, evenals in de vaart tussen Haarlem en Amsterdam en in het Spaarne tot aan Spaarndam vlakbij de sluizen. En eveneens in de Amstel1, het Braassemermeer, de vaart naar Leiden en andere sloten en uitwateringen. Ik ben daarom van mening dat men minder vaak dan voorheen last zal hebben van het hoge water in de ringsloot. Bovendien, zoals gezegd kan men gemakkelijker een half vat leeg tappen dan een okshoofd. Het spreekwoord zegt: het water loopt naar het laagste punt. Het is waar dat bij eb het water lager moet staan dan het binnenwater, wil er in zee geloosd kunnen worden. Het water kan voldoende afgevoerd worden in de Noordzee en in de Spaanse Zee,2 de moeder van alle wateren, waar alle rivieren in uitmonden. En zoals de Schrift zegt: de zee stijgt daar niet door.3 152. Bovendien is het een vaststaand feit dat, wanneer het weer in de herfst of in de winter erg nat is en het hard regent, de binnenpolders4 het water niet kwijt kunnen. Ook het Haarlemmermeer staat dan altijd vol water, en als het eb wordt heeft dat maar weinig effect op zo'n grote waterplas. Daarom is dit de zin van al het werk: Veel geschikte, goede sluizen op de IJ-kant, laten het water goed afvoeren uit het oude land. 153. In mijn voorgaande Haarlemmermeerhoek heb ik veel verschillende belangrijke punten met betrekking tot het bedijken en droogmaken van £.A. Culcvdii Öw HetDroogh miken 'iAurteIldam; i ■fw/iTv+tt tp 1^. ij r. m IX lLUlx- awpuiDi dit Meer naar voren gebracht en aangetoond. Nu is het zo dat er enkele critici naar voren zijn gekomen die dit niet kunnen verdragen en die proberen dit noodzakelijke, voortreffelijke en uitmuntende werk te verijdelen en de octrooi-aanvragers een schrik beeld voor ogen te stellen, waarbij ze met blinde slagen hun eigen schaduw bevechten. Evenals een schip dat zonder stuurman en zonder kompas stuurloos over zee vaart en met een onervaren bemanning, zigzaggend, de goede haven niet kan vinden, waardoor tenslotte het hele schip door slecht beleid verloren gaat. 154. In juni 1642 is me een boekje ter hand gesteld, uitgegeven door een zekere Claes Arentsz Colevelt5, landmeter te Leiden, of door een ander warhoofd. Hij beweert dat het beter is het Haarlemmermeer en het Leidsemeer in stand te houden, dan ze in goed land te veranderen, hetgeen geheel in strijd is met mijn manier van denken en mijn opvattingen. 155. Hij illustreert zijn verhaal op de eerste pagina met een schip, waarmee hij, schijnbaar met veel plezier, wil aantonen dat er nog met grote schepen midden in Holland door het veen kan worden 1 Sinds circa 1670 stond het water in Amstelland meestal hoger dan in Rijnland en was soms sprake van overlast van brak en vuil water dat via Amstel, Aar en Drecht Rijnland binnenkwam. Rond 1640 lag het peil in beide gebieden echter nog vrijwel gelijk en was afwatering van Rijnland op de Amstel niet onmogelijk, hoewel hier toen geen sprake van was (Van Tielhof, Van Dam 2006, pp. 177, 185, 213-214). 2 Spaanse Zee: Atlantische Oceaan. 3 Prediker 1 vers 7. 4 Mogelijk bedoelt Leeghwater hier de polders ten zuiden van de Hoge Rijndijk. Waarschijnlijk werden reeds in de 15e eeuw de sluizen in deze dijk gesloten wanneer het water bij wind uit noordelijke richtingen zuidwaarts opwoei. Met de dijk kreeg een voor- en achterboezem gestalte. De achterboezem was niet zo groot en daarom werd in 1644 door het Hoogheemraadschap van Rijnland bepaald dat de poldermolens in het zuidelijk deel stil moesten staan wanneer de sluizen in de Hoge Rijndijk gesloten waren om te voorkomen dat het boezempeil te hoog opliep en het water over de polderkaden heen kwam (Van Tielhof, Van Dam 2006, pp. 200-202). Titelpagina van de eerste druk van Colevelts Bedeiickiiigeu over het droogh maken van de Haerlemmer ende Leydtsche Meer (1642). Stadsbibliotheek Haarlem. 5 Colevelt 1642. 84 Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 85